Hof van Cassatie: Arrest van 28 September 2010 (België). RG P.10.0276.N

Date :
28-09-2010
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
1 page
Section :
Jurisprudence
Source :
Justel N-20100928-2
Numéro de rôle :
P.10.0276.N

Résumé :

De mogelijkheid tot vrijstelling van de hoofdelijkheid die in artikel 50, derde lid, Strafwetboek is bepaald, heeft geen betrekking op de gehoudenheid tot schadevergoeding, maar betreft alleen de veroordeling tot de kosten (1). (1) Cass., 25 nov. 1988, AR nr. 5707, A.C., 1988-89, nr. 181 met concl. van advocaat-generaal Declercq.

Arrêt :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Nr. P.10.0276.N

A. M.,

beklaagde,

eiser,

met als raadsman mr. Jeroen Nijs, advocaat bij de balie te Mechelen,

tegen

1. L. K.,

burgerlijke partij,

2. DR. KNOPS L. bvba, met zetel te 1981 Zemst (Hofstade), Balkweg 44,

burgerlijke partij,

verweerders.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen, correctionele kamer, van 7 januari 2010.

De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan.

Raadsheer Koen Mestdagh heeft verslag uitgebracht.

Eerste advocaat-generaal Marc De Swaef heeft geconcludeerd.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep

1. In zoverre het cassatieberoep opkomt tegen de niet-definitieve beslissingen over de tegen de eiser ingestelde burgerlijke rechtsvorderingen van de verweerders, is het bij toepassing van artikel 416 Wetboek van Strafvordering niet ontvankelijk, behalve in zoverre het arrest uitspraak doet over het beginsel van aansprakelijkheid.

Eerste middel

2. Het middel voert schending aan van de artikelen 66 en 67 Strafwetboek: aangezien de eiser geen misdrijfscheppende maar een misdrijfbevorderende handeling heeft gesteld en hij dus slechts een medeplichtige was, veroordeelt het

arrest hem onterecht als mededader.

3. Het middel komt geheel op tegen de onaantastbare beoordeling van de feiten door de rechter of vraagt een onderzoek van feiten waarvoor het Hof niet bevoegd is.

Het middel is niet ontvankelijk.

Tweede middel

4. Het middel voert schending aan van artikel 50, derde lid, Strafwetboek: het arrest oordeelt onterecht dat bij de vaststelling van de schadevergoeding waartoe de eiser is gehouden, het niet kan afwijken van de hoofdelijkheid.

5. Krachtens artikel 50, eerste lid, Strafwetboek zijn alle wegens een zelfde misdrijf veroordeelde personen hoofdelijk gehouden tot vergoeding van de schade die het misdrijf aan de benadeelden heeft veroorzaakt, welke ook de graad van deelneming van ieder van hen aan het gemeenschappelijk misdrijf is en al was er tussen de veroordeelden noch voorafgaande afspraak noch eenheid van optreden.

6. Krachtens artikel 50, tweede en derde lid, Strafwetboek zijn alle wegens een zelfde misdrijf veroordeelde personen hoofdelijk gehouden tot de kosten, wanneer zij door een zelfde vonnis of arrest zijn veroordeeld, maar kan de rechter nochtans alle veroordeelden of enige van hen vrijstellen van de hoofdelijkheid, mits hij de redenen van die vrijstelling opgeeft en het door ieder persoonlijk te dragen aandeel in de kosten bepaalt.

De mogelijkheid tot vrijstelling van de hoofdelijkheid die in artikel 50, derde lid, Strafwetboek is bepaald, heeft geen betrekking op de gehoudenheid tot schade-vergoeding, maar betreft alleen de veroordeling tot de kosten.

Het middel dat van een andere rechtsopvatting uitgaat, faalt naar recht.

Ambtshalve onderzoek van de beslissing op de strafvordering

7. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eiser in de kosten.

Bepaalt de kosten op 94,74 euro.

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Edward Forrier, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Etienne Goethals en de raadsheren Paul Maffei, Luc Van hoogenbemt en Koen Mestdagh, en op de openbare rechtszitting van 28 september 2010 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Edward Forrier, in aanwezigheid van eerste advocaat-generaal Marc De Swaef, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.