Hof van Cassatie: Arrest van 3 Januari 2017 (België). RG P.15.0541.N

Date :
03-01-2017
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
1 page
Section :
Jurisprudence
Source :
Justel N-20170103-6
Numéro de rôle :
P.15.0541.N

Résumé :

Wanneer voor het Hof van Cassatie niet blijkt dat de beklaagde voor de appelrechters heeft aangevoerd dat de eerste rechter door de heromschrijving zich heeft uitgesproken over een ander feit dan het aanhangig gemaakte feit is zijn middel nieuw en bijgevolg onontvankelijk.

Arrêt :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Nr. P.15.0541.N

Kurt Georges August BOS, geboren te Geel op 5 oktober 1964, wonende te 3000 Leuven, Naamsestraat 85/0006,

beklaagde,

eiser,

met als raadsman mr. Peter Segers, advocaat bij de balie Limburg.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de Nederlands-talig correctionele rechtbank te Brussel van 18 maart 2015.

De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan.

Raadsheer Peter Hoet heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Luc Decreus heeft geconcludeerd.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Eerste middel

1. Het middel voert schending aan van artikel 149 Grondwet: het bestreden vonnis beantwoordt niet eisers verweer dat het feit van dronken sturen niet was opgenomen in de oorspronkelijke dagvaarding en dat hij ervoor evenmin vrijwillig is verschenen.

2. Noch uit eisers appelconclusie noch uit enig ander stuk waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat de eiser voor de appelrechters heeft aangevoerd dat het feit van dronken sturen niet was opgenomen in de oorspronkelijke dagvaarding. De eisers heeft enkel aangevoerd dat hij de heromschrijving betwistte en opgemerkt dat hij voor die telastlegging niet vrijwillig is verschenen.

3. Het bestreden vonnis diende dan ook niet te antwoorden op het door het middel bedoelde verweer.

Het middel kan niet worden aangenomen.

Tweede middel

4. Het middel voert schending aan artikel 6.3 EVRM en de artikelen 145 en 147 Wetboek van Strafvordering: het bestreden vonnis veroordeelt de eiser voor dronken sturen, terwijl hij voor dit feit niet werd gedagvaard en hij evenmin er-voor vrijwillig is verschenen; de oorspronkelijke telastlegging van inbreuk op ar-tikel 8.3, eerste lid, Wegverkeersreglement omvat niet dezelfde feiten als dronken sturen; de rechter mag bij een herkwalificatie niet verwijzen naar feitelijke gedra-gingen die niet bij hem aanhangig zijn gemaakt.

5. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt niet dat de eiser voor de appelrechters heeft aangevoerd dat de eerste rechter door de heromschrij-ving zich heeft uitgesproken over een ander feit dan het aanhangig gemaakte feit.

Het middel is nieuw en bijgevolg onontvankelijk.

Ambtshalve onderzoek van de beslissing op de strafvordering

6. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eiser tot de kosten.

Bepaalt de kosten op 71,01 euro.

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samen-gesteld uit voorzitter Paul Maffei, als voorzitter, de raadsheren Filip Van Volsem, Alain Bloch, Peter Hoet en Sidney Berneman, en op de openbare rechtszitting van 3 januari 2017 uitgesproken door voorzitter Paul Maffei, in aanwezigheid van ad-vocaat-generaal Luc Decreus, met bijstand van griffier Frank Adriaensen.

F. Adriaensen S. Berneman P. Hoet

A. Bloch F. Van Volsem P. Maffei