Hof van Cassatie: Arrest van 5 Februari 2014 (België). RG P.13.1194.F

Date :
05-02-2014
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
1 page
Section :
Jurisprudence
Source :
Justel N-20140205-1
Numéro de rôle :
P.13.1194.F

Résumé :

Artikel 42 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, de artikelen 48 van de wet van 22 december 2009 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen, en 395 van de wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, bepalen slechts een enkele reden van tenietgaan van de accijnsschuld, met name de effectieve inbeslagname en verbeurdverklaring naderhand van de gefraudeerde goederen of het afstaan van die goederen aan de Schatkist (1). (1) Cass. 28 okt. 2009, AR P.09.0837.F, AC 2009, nr. 624.

Arrêt :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Nr. P.13.1194.F

I. G. D.,

tegen

1. BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën,

Mr. François T'Kint, advocaat bij het Hof van Cassatie,

2. Pierre CAVENAILLE en Christine BRÜLS, curatoren van het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ditri Lib,

II. BELGISCHE STAAT,

tegen

1. G. D.,

2. M. G.,

3. C. B.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

De cassatieberoepen zijn gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Luik, correctionele kamer, van 23 mei 2013.

De tweede eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan.

Raadsheer Gustave Steffens heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Damien Vandermeersch heeft geconcludeerd.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

(...)

B. Cassatieberoep van de Belgische Staat

(...)

2. In zoverre het cassatieberoep gericht is tegen de beslissing die uitspraak doet over het verzoek tot het wederoverleggen van de gefraudeerde goederen

Tweede middel

Artikel 42 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor ac-cijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, artikel 48 van de wet van 22 december 2009 betreffende de algemene re-geling inzake accijnzen, en artikel 395 van de wet van 16 juli 1993 tot vervolledi-ging van de federale staatsstructuur, bepalen slechts één enkele reden voor het te-nietgaan van de accijnsschuld, met name de effectieve inbeslagneming en ver-beurdverklaring naderhand van de gefraudeerde goederen of het afstaan van die goederen aan de Schatkist.

Wanneer de effectieve inbeslagneming of het afstaan van de goederen niet be-hoorlijk werd vastgesteld, ontslaat de veroordeling van de overtreder tot betaling van de ontdoken rechten de rechter niet van zijn plicht om hem daarenboven te veroordelen tot het wederoverleggen, met het oog op verbeurdverklaring, van de goederen waarvoor die rechten verschuldigd zijn en tot betaling van de tegen-waarde ervan wanneer hij ze niet wederoverlegt.

Het arrest, dat het tegendeel beslist, schendt de voormelde wettelijke bepalingen.

3. In zoverre het cassatieberoep gericht is tegen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering tot veroordeling van de verweerders tot betaling van de ontdoken rechten.

De eiser voert geen middel aan.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het uitspraak doet over het geheel van de aan G. D., M. G. en C. B. opgelegde straf en over de bijdrage aan het Bijzonder fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, die met die ver-oordelingen gepaard gaat.

Vernietigt het bestreden arrest, in zoverre het weigert te bevelen dat de verweer-ders de goederen moeten wederoverleggen die aan de ontdoken rechten en bijdra-gen zijn onderworpen.

Verwerpt de cassatieberoepen voor het overige.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeel-telijk vernietigde arrest.

Veroordeelt de eerste eiser tot de kosten van zijn cassatieberoep.

Veroordeelt de tweede eiser tot de helft van de kosten van zijn cassatieberoep en de verweerders tot een zesde van die kosten.

Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Bergen, correctionele kamer.

Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, tweede kamer, te Brussel, door afdelingsvoorzitter ridder Jean de Codt, de raadsheren Benoît Dejemeppe, Pierre Cornelis, Gustave Steffens en Françoise Roggen, en in openbare terechtzitting van 5 februari 2014 uitgesproken door afdelingsvoorzitter ridder Jean de Codt, in aanwezigheid van advocaat-generaal Damien Vandermeersch, met bijstand van griffier Tatiana Fenaux.

Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Erwin Francis en overge-schreven met assistentie van afgevaardigd griffier Véronique Kosynsky.

De afgevaardigd griffier, De raadsheer,