Arbeidsrechtbank: Vonnis van 14 Januari 2004 (Tongeren). RG 19971970

Date :
14-01-2004
Langue :
Néerlandais
Taille :
3 pages
Section :
Jurisprudence
Source :
Justel N-20040114-12
Numéro de rôle :
19971970

Résumé :

Motivering administratieve beslissing : De feitelijke omstandigheden (uitkeringsaanvraag tengevolge van staking beslissing beheerscomité) werden voldoende uiteengezet alsook de juridische gronden (art 73 KB 25/11/1991) waarop de beslissing is gesteund. Er is voldaan aan de motiveringsplicht van de bestreden beslissing. Belang van betrokkene bij de stakingsactie : Het door de RVA verrichte onderzoek naar de feitelijke omstandigheden voorafgaand aan de beslissing van het beheerscomité werd naar oordeel van de rechtbank op voldoende gedetailleerde wijze gevoerd zodat het niet vereist was dat een individueel onderzoek per werknemer werd uitgevoerd. Betrokkene behoorde tot de groep afgedankte werknemers (ontslagen met brugpensioen). Het inkomen van betrokkene werd hierdoor verminderd zodat zij onmiskenbaar belang had bij de staking en het eventueel behoud van haar job precies door de staking.

Jugement :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.
Rolnr.1970/97
INZAKE :
G L,
eisende partij, verschijnend
TEGEN :
RVA,
verwerende partij, verschijnend
Gezien het tussenvonnis van deze Rechtbank d.d. 3 december 1998 waarin de rechtbank aan verwerende partij heeft gevraagd te antwoorden op de argumenten van aanlegster, meer bepaald dat het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening zou hebben nagelaten de individuele toestand van aanlegster te onderzoeken en tevens te zien of ze een belang had bij de staking;
Eerste blad
Gezien de besluiten d.d. 21 januari 1999 en de aanvullende besluiten d.d. 11 mei 1999 van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
Gezien het gezamenlijk verzoek d.d. 21 oktober 2003 van partijen tot dagstelling van de zaak overeenkomstig de toepassing van artikel 750 Ger.W.;
Gezien de kennisgeving van rechtsdag d.d. 12 november 2003 voor de openbare terechtzitting van 10 december 2003;
Gehoord partijen ter terechtzitting bij monde van hun raadslieden, in de uiteenzetting van hun middelen en besluiten en gezien de door hen neergelegde inventarissen en overtuigingsstukken;
Gehoord de heer D. MISSOTTEN, substituut-arbeidsauditeur, in de lezing van zijn schriftelijk advies:
Partijen verklaren geen opmerkingen te hebben op het advies en wensen niet te repliceren.
Allen drukten zich uit in de Nederlandse taal.
Gelet op de artikelen van de wet van 15.06.1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.
Ten gronde:
De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening heeft haar standpunt kenbaar gemaakt in besluiten d.d. 21 januari 1999 en in aanvullende besluiten d.d. 11 mei 1999.
Aanlegster voert aan dat er niet voldaan is aan de motiveringsplicht zoals vastgesteld in de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.
Er wordt vereist dat de juridische en feitelijke overwegingen worden vermeld in de beslissing zelf. (Van Orshoven, P. " De uitdrukkelijke motivering van de administratieve rechtshandelingen R.W. 1991-1992 blz.
488" en verder artikel 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991).
De feitelijke omstandigheden (de uitkeringsaanvraag ten gevolge van de staking, de beslissing van het beheerscomité) wordt voldoende uiteengezet en ook de juridische gronden, nl., de toepasselijke artikelen en meer bepaald artikel 73 van het Koninklijk Besluit van 25 november 1991 waarop de beslissing is gesteund, worden vermeld.
De motivering moet in principe afdoend zijn: en moet een korte maar duidelijke opsomming van de feitelijke en juridische gronden worden gegeven en de vermelde gegevens moeten op afdoende wijze de redenering van de administratie duidelijk maken.
Dit geldt uiteraard ook voor de beslissingen van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (CUYPERS D. :
"Beginselen van behoorlijk bestuur en Wet motivering administratieve beslissingen in de sociale zekerheid",
in " Actuele problemen van de sociale zekerheidsrecht", Van Steenberge J. en Van Regenmortel A. (ed.) Brugge, die Keure, 1995, blz.10.)
Er is derhalve wel voldaan aan de motiveringsplicht van de bestreden beslissing.
Het belang van aanlegster bij de stakingsactie.
Krachtens artikel 73 van het Koninklijk Besluit van 25 november 1991 kunnen de werknemers wier werkloosheid het rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg is van een staking of een lock-out slechts uitkeringen genieten mits toelating van het beheerscomité. Dit houdt rekening met twee criteria:
1. het feit of de werknemers al dan niet behoren tot de arbeidseenheid waarin zich stakende arbeiders bevinden en
2. of zij al dan niet een belang kunnen hebben bij de inwilliging van de eisen
van de stakers (artikel 73, lid3 van het Koninklijk Besluit d.d. 25 november 1991).
Dat eiseres mogelijk zonder arbeid was door omstandigheden onafhankelijk van haar wil volstaat niet om tot het bestaan van een recht op uitkeringen te concluderen in dergelijk geschil ( Cassatie 25 november 1996, R.V.A. t/ Spelters, R.W., 1996-1997, 1330, 1331, met noot) .
Het beheerscomité kan enkel de toelating geven tot het bekomen van werklozensteun volgens de twee criteria die hierboven vernoemd werden.
Verwerende partij geeft toe dat aanlegster niet meegedaan heeft aan de stakingsactie zodanig dat aan het eerster criterium van artikel 73,3de lid van het Koninklijk Besluit d.d. 25 november 1991 niet voldaan is. (zie aanvullende besluiten van verweerder d.d. 11 mei 1999).
Het tweede criterium betreft het hebben van een belang in hoofde van aanlegster bij de inwilliging van de eisen van de stakers.
De staking vond plaats omdat de werkgever van plan was om 160 van de 240 werknemers te ontslaan. Er werd enkel niet gespecifieerd wie er zou worden ontslagen.
Dus ook aanlegster werd bedreigd door een eventueel ontslag en zij had er alle belang bij dat de staking werd uitgeroepen om haar job te beschermen en eventueel te behouden.
" Het kan zijn dat op 17 januari 1997 duidelijkheid bekomen werd i.v.m. de overname door N.V. G B en dat door deze nieuwe eigenaar toezeggingen werden gedaan i.v.m. sociale onderhandelingen met de werknemers (stukken 3 en 4 eisende partij), toch doen deze vaststellingen geen enkele afbreuk aan de hogervermelde appreciatie van het vaststaand belang dat iedere werknemer had met de stakingsactie, zijnde het verzet tegen het geplande (en door de nieuwe eigenaar niet afgezegde) collectieve ontslag van een groot deel van de werknemers.
Derde blad
De dreiging van collectief ontslag bleef bestaan voor alle werknemers, hierbij inbegrepen eiseres, ook na 17 januari 1997.
Dat de dreiging zeer reëel was, blijkt uit de (posterieure) vaststelling dat de stakingsactie op 20 februari 1997 beëindigd werd, toen het duidelijk werd dat uiteindelijk kiezen werd tussen enerzijds de geplande afdankingen en anderzijds de integrale sluiting van het bedrijf.
Het oorspronkelijke personeelsbestand van ca. 240 werknemers werd afgebouwd tot slechts een 90-tal overblijvende arbeidsplaatsen en ook eiseres behoorde tot de grote groep van de ontslagen werknemers.
In het licht van deze gegevens toonde eiseres niet aan dat zij geen individueel belang zou hebben gehad met de in het bedrijf gevoerde stakingsactie.
Er kan nog worden opgemerkt dat het door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening verrichte onderzoek naar de feitelijke omstandigheden voorafgaand aan de beslissing van het beheerscomité d.d. 3 april 1997, naar het oordeel van de rechtbank op voldoende gedetailleerde wijze gevoerd werd.
In het licht van de beschikbare feitelijke gegevens was het niet vereist dat door de RVA een individueel onderzoek, werknemer per werknemer beschouwd, werd uitgevoerd.
De door de RVA bekomen onderzoeksgegevens, specifiek die waaruit het voor alle werknemers bestaande belang bij de stakingsacties gebleken is, volstonden als basis voor de beslissing van het beheerscomité en voor een toetsing van de feitelijke omstandigheden aan de criteria van artikel 73, lid 3 van het Koninklijk Besluit 25 november 1991".
Cfr. Arbeidsrechtbank Hasselt 24 februari 1999 inzake WELS Gertruda t/ Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening A.R. 2450/97 + 3230/97.
Uiteindelijk blijkt aanlegster te behoren tot de groep afgedankte werknemers, zij wordt ontslagen met brugpensioen als werknemer van meer dan 50 jaar . cfr. tevens Arbrb Hasselt A.R. 973234 d.d. 4.11.1998 Jammaers Joseph / RVA eveneens een werknemer van Gunther Belgium N.V Tongeren, voor een staking over de periode 14.01.1997-20.02.1997.
Het inkomen van aanlegster wordt door dit brugpensioen verminderd.
Zij had dus onmiskenbaar belang bij de staking en het eventueel behoud van haar job precies door deze staking.
Vierde blad
Aanlegster beroept zich op het vonnis van de Arbeidsrechtbank te Tongeren d.d. 27 september 1982 inzake SLECHTEN Anne-marie t/ Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening - A.R. 293/82. Hier wordt vastgesteld dat de werkloze niet deel uitmaakte van de stakende eenheid (er is dus niet voldaan aan het eerste criterium van het genoemd artikel 73, 3de lid ). Wat het 2de criterium betreft vermeldt dit vonnis: " Het motiveringselement " dat zij belang hebben bij de gestelde eisen" heeft een politiek-sociale oorsprong en inhoud, mist iedere juridische grondslag en wordt door de feiten uiteengezet hiervoor onder punt 3 volledig tegengesproken en is bijgevolg niet dienend terzake.
Door deze redenering te volgen schakelt men het toezicht op het belang hebben bij de inwilliging van de eisen van de stakers uit en dit zowel in hoofde van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening als in hoofde van de arbeidsgerechten.
Het komt de arbeidsgerechten toe de wettigheid van de aangevochten beslissing, ook met betrekking tot de vaststelling van de feiten, te toetsen en uitspraak te doen over het recht van de uitkeringsgerechtigde (Cass,; 18.05.1981, R.W. ,19891-82, 1117, met noot Van Langedonck,J.
De Rechtbank is van oordeel dat hier de door het beheerscomité genomen beslissing in overeenstemming is met de in artikel 73 K.B 25.11.1991 voorziene criteria.
Alleszins is gebleken dat eiseres een belang had bij de stakingsactie, zodat wel is voldaan aan het tweede in artikel 73, lid 3 K.B. omschreven criterium.
OM DEZE REDENEN
DE RECHTBANK,
Statuerend op tegenspraak;
Na beraadslaging, verklaart de vordering ontvankelijk doch ongegrond;
Bevestigt de bestreden beslissing.
Legt de kosten ten laste van verwerende partij deze tot op heden begroot in hoofde van eisende partij op 96,43 euro rechtsplegingsvergoeding en onbegroot in hoofde van verwerende partij, wegens niet-afgifte van een omstandige kostenstaat.
Aldus gevonnist en uitgesproken in openbare terechtzitting te Tongeren op
14 januari 2004.