Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel.

Date :
04-02-1999
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
4 pages
Section :
Législation
Source :
Numac 1999015045

Texte original :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.
Artikel 1 In artikel 5, § 1, 5°, b, van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 april 1973 en 4 december 1979, worden de woorden "opsteller" en "bestuurssecretaris" respectievelijk vervangen door de woorden "bestuursassistent" en "adjunct-adviseur".

Artikel 2 In artikel 10, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 december 1975, worden de woorden "zesde administratieve klasse" vervangen door de woorden "vierde administratieve klasse".

Artikel 3 Artikel 10, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1975, wordt opgeheven.

Artikel 4 Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 12. De ambtenaren van de carrière Buitenlandse Dienst worden in vier administratieve klassen ingedeeld.".

Artikel 5 Artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 september 1975, 4 december 1979, 12 juli 1982 en 12 december 1986, artikel 14 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 juli 1982 en artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 1979 en 12 december 1986, worden opgeheven.

Artikel 6 In artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 december 1986, worden de woorden "drie jaar" vervangen door "negen jaar".

Artikel 7 In hetzelfde besluit wordt een artikel 19bis ingevoegd dat luidt als volgt :
  "Art. 19bis. De bevordering door verhoging in weddeschaal wordt gedaan door de Minister van Buitenlandse Zaken.
  De bevordering door verhoging in weddeschaal in de vierde administratieve klasse die afhankelijk is van een vacature van een betrekking wordt verleend op voorstel van de Secretaris-generaal aan de ambtenaar die het best is gerangschikt volgens de bepalingen die gelden inzake rangschikking van het Rijkspersoneel.
  De bevordering door verhoging in de weddeschaal in de derde administratieve klasse die afhankelijk is van een vacature van een betrekking wordt verleend op voorstel van de Directieraad volgens de procedure bepaald bij artikel 19.
  Om een bevordering door verhoging in weddeschaal te verkrijgen, moet de ambtenaar zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden.".

Artikel 8 Artikel 21 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 1979, wordt opgeheven.

Artikel 9 Artikel 28, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "In de andere gevallen voeren de ambtenaren de titel van de functies welke zij uitoefenen of de titel die overeenstemt met hun administratieve klasse, overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.".

Artikel 10 Artikel 32, § 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 juni 1987, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "De terugzetting in graad bestaat in de toekenning van een lagere weddeschaal in dezelfde administratieve klasse of van een lagere administratieve klasse in hetzelfde niveau.".

Artikel 11 Artikel 38 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Artikel 12 In artikel 41, § 1, 5°, b, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 april 1973 en 4 december 1979, wordt het woord "opsteller" vervangen door het woord "bestuursassistent".

Artikel 13 In artikel 43, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 april 1991, worden de woorden "zesde administratieve klasse" vervangen door de woorden "vierde administratieve klasse".

Artikel 14 In artikel 45, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 april 1973, 4 december 1979, 12 juli 1982 en 19 oktober 1993 wordt een 3° ingevoegd luidend als volgt :
  "3° een examen dat een schriftelijke en mondelinge oefening omvat over de consulaire en administratieve voorschriften die tijdens de proeftijd zijn aangeleerd.".

Artikel 15 In artikel 46, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 april 1973, 11 januari 1975, 23 september 1975, 31 december 1975 en 24 april 1991, worden de woorden "zesde administratieve klasse" vervangen door de woorden "vierde administratieve klasse".

Artikel 16 Artikel 46, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1975, wordt opgeheven.

Artikel 17 Artikel 48 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 april 1991, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 48. De ambtenaren van de Kanselarijcarrière worden in vier administratieve klassen ingedeeld.
  De ambtenaren van de eerste en de tweede administratieve klasse behoren tot het niveau 1 van het Rijkspersoneel.
  De ambtenaren van de derde en de vierde administratieve klasse behoren tot het niveau 2 van het Rijkspersoneel.".

Artikel 18 In artikel 49 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, eerste en vierde lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 juli 1993 en 10 november 1996, worden de woorden "derde administratieve klasse" vervangen door de woorden "tweede administratieve klasse";
  2° § 1ter, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juli 1993 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 1ter. Om tot het vergelijkend examen en de examengedeelten respectievelijk bedoeld in § 1 en in § 1bis te worden toegelaten, moeten de ambtenaren van de derde en de vierde administratieve klasse een niveauanciënniteit van vier jaar in de Kanselarijcarrière tellen; deze anciënniteit wordt gerekend vanaf de aanvang van de proeftijd.";
  3° § 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 april 1973, 11 januari 1975 en 24 april 1991, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 2. De ambtenaren van de vierde administratieve klasse die een graadanciënniteit tellen van ten minste negen jaar, kunnen door de Minister van Buitenlandse Zaken worden bevorderd tot de derde administratieve klasse. De anciënniteit wordt gerekend vanaf het begin van de proeftijd.";
  4° § 3, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 januari 1975 en 24 april 1991 wordt opgeheven.

Artikel 19 Artikel 50 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 april 1973, 11 januari 1975 en 24 april 1991, wordt opgeheven.

Artikel 20 Artikel 50bis, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 april 1991, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 50bis. De ambtenaren van de tweede administratieve klasse die een graadanciënniteit tellen van negen jaar en die vanaf het begin van de proeftijd in die carrière gedurende negen jaar funkties hebben uitgeoefend bij een diplomatieke zending of een consulaire post, kunnen door de Koning worden bevorderd tot de eerste administratieve klasse.".

Artikel 21 In artikel 52, § 2, 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 april 1991, worden de woorden "ofwel twee ambtenaren van de Kanselarijcarrière behorende tot één der drie hogere klassen" vervangen door de woorden "ofwel twee ambtenaren van de Kanselarijcarrière behorende tot één der twee hogere klassen".

Artikel 22 Artikel 52, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 juni 1987, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Voor de ambtenaren van de Kanselarijcarrière bestaat de terugzetting in graad uit, hetzij de toekenning van een lagere weddeschaal in dezelfde administratieve klasse, hetzij de toekenning van een lagere administratieve klasse in hetzelfde of in een lager niveau.".

Artikel 23 In artikel 52bis van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° § 1, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 april 1991, wordt door de volgende bepaling vervangen :
  "§ 1. Is er aanleiding tot bevordering tot de eerste of de derde klasse, dan doet de Directieraad aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorstellen op grond van de waarde en de geschiktheid van de ambtenaren.";
  2° § 2, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 juni 1987, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 2. Bevorderingen door verhoging in weddeschaal worden gedaan door de Minister van Buitenlandse Zaken.
  De bevordering door verhoging in weddeschaal in de tweede en de derde administratieve klasse die afhankelijk is van een vacature van een betrekking wordt verleend op voorstel van de Secretaris-generaal aan de ambtenaar die het best is gerangschikt volgens de bepalingen die gelden inzake rangschikking van het Rijkspersoneel.
  De bevordering door verhoging in weddeschaal in de eerste administratieve klasse die afhankelijk is van een vacature van een betrekking wordt verleend op voorstel van de Directieraad volgens de procedure bepaald bij § 1.
  Om een bevordering door verhoging in weddeschaal te verkrijgen, moet de ambtenaar zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden.".

Artikel 24 In artikel 53 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 april 1991, worden de woorden "derde administratieve klasse" vervangen door de woorden "tweede administratieve klasse" en wordt het woord "bestuurssecretaris" vervangen door het woord "adjunct-adviseur".

Artikel 25 De bijlage I van hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage I van dit besluit.

Artikel 26 De bijlage II van hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage II van dit besluit.

  Overgangsbepalingen.

Artikel 27 De ambtenaren die bij de inwerkingtreding van dit besluit tot de zesde en vijfde administratieve klasse van de carrière Buitenlandse Dienst behoren, worden ambtshalve in de vierde administratieve klasse benoemd. Hun graadanciënniteit in deze klasse wordt gerekend vanaf het tijdstip van hun rangneming in de zesde administratieve klasse.

Artikel 28 De graadanciënniteit van de ambtenaren die bij de inwerkingtreding van dit besluit behoren tot de vierde administratieve klasse van de carrière Buitenlandse Dienst, wordt gerekend vanaf het tijdstip van hun rangneming in de zesde administratieve klasse.

Artikel 29 De ambtenaren die bij de inwerkingtreding van dit besluit tot de derde administratieve klasse van de Kanselarijcarrière behoren, worden ambtshalve in de tweede administratieve klasse benoemd.
  Hun graadanciënniteit in deze klasse wordt gerekend vanaf het tijdstip van hun rangneming in niveau 1.

Artikel 30 De graadanciënniteit van de ambtenaren die bij de inwerkingtreding van dit besluit behoren tot de tweede administratieve klasse van de Kanselarijcarrière, wordt gerekend vanaf het tijdstip van hun rangneming in niveau 1.

Artikel 31 De ambtenaren die bij de inwerkingtreding van dit besluit tot de vierde administratieve klasse van de Kanselarijcarrière behoren, worden ambtshalve in de derde administratieve klasse benoemd.
  Hun graadanciënniteit in deze klasse wordt gerekend vanaf het tijdstip van hun rangneming in de vierde administratieve klasse.

Artikel 32 De ambtenaren die bij de inwerkingtreding van dit besluit tot de vijfde en zesde administratieve klasse van de Kanselarijcarrière behoren, worden ambtshalve in de vierde administratieve klasse benoemd.
  Hun graadanciënniteit in deze klasse wordt gerekend vanaf het begin van de proeftijd.

Artikel 33 § 1. De procedures inzake aanwerving en oppensioenstelling die aan de gang zijn op de datum van bekendmaking van dit besluit, worden verdergezet volgens de bepalingen van dit besluit.
  § 2. De procedures inzake vaste benoeming, bevordering en overgang naar niveau 1 van de Kanselarijcarrière die aan de gang zijn op de datum van bekendmaking van dit besluit, worden verder geregeld door de bepalingen zoals die luidden voor ze door dit besluit werden gewijzigd.
  De benoemingen die voortvloeien uit de in het eerste lid bedoelde procedures gebeuren in de klasse die bestond daags voor de inwerkingtreding van dit besluit. Als het een klasse betreft die door dit besluit ophoudt te bestaan of anders wordt genummerd, worden de ambtenaren vervolgens ambtshalve benoemd in de overeenkomstige klasse.
  De graadanciënniteit van de ambtenaren benoemd krachtens de in het eerste lid bedoelde procedures wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 27 tot en met 32 van dit besluit.

Artikel 34 Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Artikel 35 Onze Minister van Buitenlandse Zaken wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 4 februari 1999.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Buitenlandse Zaken,
  E. DERYCKE

  BIJLAGEN.

Artikel N1 Bijlage I. Overeenstemming tussen de administratieve klassen van de carrière Buitenlandse Dienst en de titel van de ambtenaren behorend tot deze klassen.
  1e klasse :
  Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister eerste klasse.
  2e klasse :
  Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister tweede klasse.
  3e klasse :
  Ambassaderaad.
  4e klasse :
  - Ambassadeattaché :
  na drie jaar graadanciënniteit : Ambassadesecretaris;
  na zes jaar graadanciënniteit : Eerste Ambassadesecretaris.
  Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Buitenlandse Zaken,
  E. DERYCKE

Artikel N2 Bijlage II. - Overeenstemming tussen de administratieve klassen van de Kanselarijcarrière en de titel van de ambtenaren behorend tot deze klassen.
  1e klasse :
  Kanselarijdirecteur.
  2e klasse :
  Adjunct-Kanselarijdirecteur.
  3e klasse :
  Kanselarijbestuurschef.
  4e klasse :
  Kanselarijbestuursassistent.
  Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Buitenlandse Zaken,
  E. DERYCKE