Ministerieel besluit houdende de nadere regels betreffende de subsidieverlening voor projecten in het kader van het Vlaamse minderhedenbeleid. -

Date :
09-03-1999
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
2 pages
Section :
Législation
Source :
Numac 1999035558

Texte original :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.
Hoofdstuk 1. Algemene bepaling

Artikel 1 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor de bijstand aan personen;
  2° administratie : de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
  3° project : een project als bedoeld in artikel 43 van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden.

Hoofdstuk 2. Procedure

Artikel 2 De minister legt jaarlijks de thema's vast om de subsidie-aanvragen voor de projecten te kunnen indienen, evalueren, vast te stellen en uit te betalen.

Artikel 3 1° De subsidies zijn bedoeld om projecten met een experimenteel, aanvullend en/of vernieuwend karakter, die beantwoorden aan maatschappelijke relevante noden, behoeften en problematiek en die vooralsnog niet kunnen worden opgenomen door de reguliere sector tijdelijk te ondersteunen en dit op vlak van personeels- en werkingskosten inherent aan de realisatie van het project.
  2° De projecten zijn vernieuwend qua doelgroep, processen en methodieken en beogen resultaten waarbij de vertaling ervan naar heel de sector/beleidsdomein concreet worden omschreven. De resultaten van deze projecten dienen, mits een positieve evaluatie inzake efficiëntie en effectiviteit, op termijn implementeerbaar te worden in andere beleidsdomeinen.

Artikel 4 De initiatiefnemer kan zowel een openbaar bestuur als een vereniging zonder winstoogmerk zijn.

Artikel 5 De aanvraag voor een projectsubsidie is ontvankelijk indien ze wordt ingediend bij de administratie met een aangetekend schrijven uiterlijk (31 mei) van het jaar waarin de projectsubsidie wordt aangevraagd en indien ze de volgende stukken bevat : <MB 2000-04-21/33, Art. 1, 002; En vigueur : 01-04-2000>
  1° De aanvraag is opgemaakt volgens een standaarddocument dat door de administratie is opgemaakt en dat als bijlage bij dit besluit is opgenomen.
  2° De aanvraag bevat een projectomschrijving en een begroting. Deze begroting bevat een raming van alle inkomsten en uitgaven die betrekking hebben op de realisatie van het project waarvoor een subsidie wordt gevraagd.
  3° De aanvraag bevat een balansrekening over het laatste boekingsjaar.
  4° In geval de aanvrager een v.z.w. is, worden de kopieën van de in het Belgisch Staatsblad gepubliceerde statuten bij het aanvraagformulier gevoegd. Openbare besturen of diensten die ervan afhangen dienen andere identificatiebewijzen voor te leggen.

Artikel 6 Onvolledig ingevulde aanvragen, aanvragen waarin de bijlagen ontbreken of te laat worden ingestuurd zijn niet-ontvankelijk. Deze aanvragen worden uiterlijk dertig dagen na ontvangst door de administratie teruggezonden aan de aanvrager met vermelding van de reden van het niet-in behandeling nemen van de aanvraag.

Artikel 7 Een project vangt ten vroegste aan de 1ste januari van het jaar van de aanvraag en eindigt ten laatste 31 oktober van het jaar volgend op het jaar van de aanvraag en heeft een maximale looptijd van een jaar.

Artikel 8 De minister beslist over de ontvankelijke aanvragen binnen de drie maanden na de indiening ervan en bepaalt welke projecten in aanmerking komen voor subsidiëring.

Artikel 9 Indien een aanvrager meerdere projecten indient, dan dient hij prioriteiten en een rangorde te bepalen.

Artikel 10 § 1 Wanneer de aanvraag definitief is goedgekeurd, ontvangt de indiener een voorschot van 25 % op de toegekende subsidie onmiddellijk na ondertekening van het ministerieel besluit. Het tweede en derde voorschot zal worden uitbetaald bij respectievelijk het tweede en derde kwartaal van de werkingsperiode. Het saldo van 25 % zal worden uitbetaald na controle van de verslagen bedoeld in artikelen 12 en 13.
  § 2 In afwijking van § 1 wordt voor kortlopende projecten of projecten waarvan het bedrag minder dan 250.000 fr bedraagt een voorschot uitbetaald van 90 % en een saldo zoals bepaald in § 1 van 10 %.

Artikel 11 De initiatiefnemer dient na afloop van de werkingsperiode de aanwending van de subsidies te verantwoorden door een werkings- en financieel verslag over te maken aan te administratie voor 1 maart van het jaar dat volgt op het jaar van de toekenning van de subsidie of onmiddellijk na afloop van de werkingsperiode. Eenzelfde kost kan niet dubbel gesubsidieerd worden.

Artikel 12 Het werkingsverslag, bedoeld in artikel 11, omvat :
  1° een omschrijving van het verloop van het project;
  2° een kritische beschouwing en toetsing van de vooropgestelde doelstellingen;
  3° een beschrijving van de beoogde en behaalde resultaten en desgevallend een opgave van de redenen waarom deze resultaten niet of slechts gedeeltelijk zijn gehaald;
  4° desgevallend een beschrijving van een toekomstscenario.

Artikel 13 De financiële afrekening, bedoeld in artikel 11, wordt opgemaakt volgens het standaardformule in bijlage.
  Brussel, 9 maart 1999.
  L. MARTENS

  BIJLAGEN.

Artikel N1 Aanvraag experimentele projectsubsidies minderhedenbeleid 1999.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 13-05-1999, p. 16658 - 16665).
  Gezien om bijgevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 9 maart 1999 houdende de nadere regels betreffende de subsidieverlening voor projecten in het kader van het Vlaamse minderhedenbeleid.
  De Vlaamse Minister van Cultuur, Gezin en Welzijn,
  L. MARTENS

Artikel N2 Experimentele projectsubsidies 1999. - Begroting / Afrekening.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 13-05-1999, p. 16666 - 16669).
  Gezien om bijgevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 9 maart 1999 houdende de nadere regels betreffende de subsidieverlening voor projecten in het kader van het Vlaamse minderhedenbeleid.
  De Vlaamse Minister van Cultuur, Gezin en Welzijn,
  L. MARTENS