Protocol nr. 7 bij het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden

Date :
22-11-1984
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
4 pages
Section :
Législation
Source :
Numac 2007A15042

Texte original :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.
Procedurele waarborgen met betrekking tot de uitzetting van vreemdelingen

Artikel 1
  1. Een vreemdeling die wettig verblijft op het grondgebied van een Staat wordt niet uitgezet behalve ingevolge een overeenkomstig de wet genomen beslissing en hem wordt toegestaan :
  a. redenen aan te voeren tegen zijn uitzetting,
  b. zijn zaak opnieuw te doen beoordelen, en
  c. zich met dit doel te doen vertegenwoordigen bij de bevoegde instantie of bij een of meer door die instantie aangewezen personen.
  2. Een vreemdeling kan worden uitgezet vóór de uitoefening van zijn rechten ingevolge het eerste lid, letters a, b en c van dit artikel, wanneer een zodanige uitzetting noodzakelijk is in het belang van de openbare orde of is gebaseerd op redenen van de nationale veiligheid.

  Recht op hoger beroep in strafzaken

Artikel 2
  1. Iedereen die door een gerecht is veroordeeld wegens een strafbaar feit, heeft het recht zijn schuldigverklaring of veroordeling opnieuw te doen beoordelen door een hoger gerecht. De uitoefening van dit recht, met inbegrip van de gronden waarop het kan worden uitgeoefend, wordt bij de wet geregeld.
  2. Op dit recht zijn uitzonderingen mogelijk met betrekking tot lichte overtredingen, zoals bepaald in de wet, of in gevallen waarin de betrokkene in eerste aanleg werd berecht door het hoogste gerecht of werd veroordeeld na een beroep tegen vrijspraak.

  Schadeloosstelling in geval van gerechtelijke dwaling

Artikel 3
  Wanneer iemand wegens een strafbaar feit onherroepelijk is veroordeeld en het vonnis vervolgens is vernietigd of wanneer hem daarna gratie is verleend, op grond van de overweging dat een nieuw of pas aan het licht gekomen feit onomstotelijk aantoont dat van een gerechtelijke dwaling sprake is, wordt degene die als gevolg van die veroordeling straf heeft ondergaan schadeloos gesteld overeenkomstig de wet of de praktijk van de betrokken Staat, tenzij wordt aangetoond dat het niet tijdig bekend worden van het onbekende feit geheel of gedeeltelijk aan hem te wijten is.

  Recht om niet tweemaal te worden berecht of gestraft

Artikel 4
  1. Niemand wordt opnieuw berecht of gestraft in een strafrechtelijke procedure binnen de rechtsmacht van dezelfde Staat voor een strafbaar feit waarvoor hij reeds onherroepelijk is vrijgesproken of veroordeeld overeenkomstig de wet en het strafprocesrecht van die Staat.
  2. De bepalingen van het voorgaande lid beletten niet de heropening van de zaak overeenkomstig de wet en het strafprocesrecht van de betrokken Staat, indien er aanwijzingen zijn van nieuwe of pas aan het licht gekomen feiten, of indien er sprake was van een fundamenteel gebrek in het vorige proces, die de uitkomst van de zaak zouden of zou kunnen beïnvloeden.
  3. Afwijking van dit artikel krachtens Artikel 15 van het Verdrag is niet toegestaan.

  Gelijke rechten van echtgenoten

Artikel 5
   Echtgenoten hebben gelijke rechten en verantwoordelijkheden van civielrechtelijke aard, zowel onderling als in hun betrekkingen met hun kinderen, wat betreft het huwelijk, tijdens het huwelijk en bij de ontbinding ervan. Dit artikel belet de Staten niet de in het belang van de kinderen noodzakelijke maatregelen te nemen.

  Territoriale werkingssfeer

Artikel 6
   1. Iedere Staat kan op het tijdstip van ondertekening of van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring het grondgebied of de grondgebieden aanwijzen waarop dit Protocol van toepassing zal zijn, alsmede de mate aangeven waarin hij zich ertoe verbindt de bepalingen van dit Protocol van toepassing te doen zijn op dit grondgebied of deze grondgebieden.
  2. Iedere Staat kan, op elk later tijdstip, door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring, de toepassing van dit Protocol uitbreiden tot ieder ander in de verklaring aangewezen grondgebied. Met betrekking tot dat grondgebied treedt het Protocol in werking op de eerste dag van de maand volgende op het verstrijken van een tijdvak van twee maanden na de datum waarop die verklaring door de Secretaris-Generaal is ontvangen.
  3. Iedere overeenkomstig de twee vorige leden afgelegde verklaring kan, met betrekking tot elk in die verklaring aangewezen grondgebied, worden ingetrokken of gewijzigd door middel van een aan de Secretaris-Generaal gerichte kennisgeving. De intrekking of wijziging wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgende op het verstrijken van een tijdvak van twee maanden na de datum waarop die kennisgeving door de Secretaris-Generaal is ontvangen.
  4. (1) Een overeenkomstig dit artikel afgelegde verklaring wordt geacht te zijn afgelegd overeenkomstig Artikel 56, eerste lid, van het Verdrag.
  5. Het grondgebied van iedere Staat waarvoor dit Protocol van toepassing is krachtens bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door die Staat en elk grondgebied waarvoor dit Protocol van toepassing is krachtens een door die Staat ingevolge dit artikel afgelegde verklaring kunnen, voor de toepassing van de verwijzing in Artikel 1 naar het grondgebied van een Staat, als afzonderlijke grondgebieden worden behandeld.
  6. (2) Iedere Staat die een verklaring heeft afgelegd in overeenstemming met het eerste of tweede lid van dit artikel, kan te allen tijde daarna voor één of meer gebieden waarop de verklaring betrekking heeft, verklaren dat hij de bevoegdheid van het Hof aanvaardt om kennis te nemen van verzoekschriften van natuurlijke personen, niet-gouvernementele organisaties of groepen personen, bedoeld in Artikel 34 van het Verdrag, ten aanzien van de Artikelen 1 tot en met 5 van dit Protocol.

  Verhouding tot het Verdrag

Artikel 7
  Door de Staten die Partij zijn, worden de Artikelen 1 tot en met 6 van dit Protocol als aanvullende artikelen op het Verdrag beschouwd; alle bepalingen van het Verdrag zijn dienovereenkomstig van toepassing.

  Ondertekening en bekrachtiging

Artikel 8
  Dit Protocol staat open voor ondertekening door de lidstaten van de Raad van Europa die het Verdrag hebben ondertekend. Het dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. Een lidstaat van de Raad van Europa kan dit Protocol niet bekrachtigen, aanvaarden of goedkeuren, zonder dat die Staat tezelfder tijd of voordien het Verdrag heeft bekrachtigd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.

  Inwerkingtreding

Artikel 9
  1. Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op het verstrijken van een tijdvak van twee maanden na de datum waarop zeven lidstaten van de Raad van Europa hun instemming door het Protocol te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht overeenkomstig het bepaalde in Artikel 8.
  2. Met betrekking tot iedere lidstaat die later zijn instemming door het Protocol te worden gebonden tot uitdrukking brengt, treedt dit in werking op de eerste dag van de maand volgende op het verstrijken van een tijdvak van twee maanden na de datum waarop de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring is nedergelegd.

  Taken van de depositaris

Artikel 10
   De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa geeft de lidstaten kennis van :
  a. iedere ondertekening;
  b. de nederlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring;
  c. iedere datum van inwerkingtreding van dit Protocol overeenkomstig de Artikelen 6 en 9;
  d. iedere andere handeling, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit Protocol.
  
  Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
  Gedaan te Straatsburg, op 22 november 1984, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar, hetwelk zal worden nedergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa zal gewaarmerkte afschriften doen toekomen aan iedere lidstaat van de Raad van Europa.
  
  -------
  Nota's
  (1) Gewijzigde tekst overeenkomstig de bepalingen van Protocol nr. 11 (STE nr. 155).
  (2) Toegevoegde tekst overeenkomstig de bepalingen van Protocol nr. 11 (STE nr. 155).

  BIJLAGEN.

Artikel N1 Lijst van de gebonden staten aan het Protocol nr. 7 bij het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, gedaan te Straatsburg op 22 november 1984
  

  
Staten/Organisatie Datum authentificatie Type instemming Datum instemming Datum interne inwerkingtreding
ALBANIE 02/10/1996 Bekrachtiging 02/10/1996 01/01/1997
ANDORRA 31/05/2007 Bekrachtiging 06/05/2008 01/08/2008
ARMENIE 25/01/2001 Bekrachtiging 26/04/2002 01/07/2002
AZERBEIDZJAN 25/01/2001 Bekrachtiging 15/04/2002 01/07/2002
BELGIE 11/05/2005 Bekrachtiging 13/04/2012 01/07/2012
BOSNIA EN HERZEGOVINA 24/04/2002 Bekrachtiging 12/07/2002 01/10/2002
BULGARIJE 03/11/1993 Bekrachtiging 04/11/2000 01/02/2001
CYPRUS 02/12/1999 Bekrachtiging 15/09/2000 01/12/2000
DENEMARKEN 22/11/1984 Bekrachtiging 18/08/1988 01/11/1988
DUITSLAND 19/03/1985 Onbepaald    
ESTLAND 14/05/1993 Bekrachtiging 16/04/1996 01/07/1996
FINLAND 05/05/1989 Bekrachtiging 10/05/1990 01/08/1990
FRANKRIJK 22/11/1984 Bekrachtiging 17/02/1986 01/11/1988
GEORGIE 17/06/1999 Bekrachtiging 13/04/2000 01/07/2000
GRIEKENLAND 22/11/1984 Bekrachtiging 29/10/1987 01/11/1988
GROOT-BRITTANNIE   Onbepaald    
HONGARIJE 06/11/1990 Bekrachtiging 05/11/1992 01/02/1993
IERLAND 11/12/1984 Bekrachtiging 03/08/2001 01/11/2001
IJSLAND 19/03/1985 Bekrachtiging 22/05/1987 01/11/1988
ITALIE 22/11/1984 Bekrachtiging 07/11/1991 01/02/1992
KROATIE 06/11/1996 Bekrachtiging 05/11/1997 01/12/1998
LETLAND 21/03/1997 Bekrachtiging 27/06/1997 01/09/1997
LIECHTENSTEIN 07/12/2004 Bekrachtiging 08/02/2005 01/05/2005
LITOUWEN 14/05/1993 Bekrachtiging 20/06/1995 01/09/1995
LUXEMBURG 22/11/1984 Bekrachtiging 19/04/1989 01/07/1989
MACEDONIE 14/06/1996 Bekrachtiging 10/04/1997 01/07/1997
MALTA 15/01/2003 Bekrachtiging 15/01/2003 01/04/2003
MOLDOVA 02/05/1996 Bekrachtiging 12/09/1997 01/12/1997
MONACO 05/10/2004 Bekrachtiging 30/11/2005 01/02/2006
MONTENEGRO 03/04/2003 Bekrachtiging 03/03/2004 06/06/2006
NEDERLAND 22/11/1984 Onbepaald    
NOORWEGEN 22/11/1984 Bekrachtiging 25/10/1988 01/01/1989
OEKRAINE 19/12/1996 Bekrachtiging 11/09/1997 01/12/1997
OOSTENRIJK 19/03/1985 Bekrachtiging 14/05/1986 01/11/1988
POLEN 14/09/1992 Bekrachtiging 04/12/2002 01/03/2003
PORTUGAL 22/11/1984 Bekrachtiging 20/12/2004 01/03/2005
ROEMENIE 04/11/1993 Bekrachtiging 20/06/1994 01/09/1994
RUSSISCHE FEDERATIE 28/02/1996 Bekrachtiging 05/05/1998 01/08/1998
SAN MARINO 01/03/1989 Bekrachtiging 22/03/1989 01/06/1989
SERVIE 03/04/2003 Bekrachtiging 03/03/2004 01/06/2004
SLOVAKIJE 21/02/1991 Bekrachtiging 18/03/1992 01/01/1993
SLOVENIE 14/05/1993 Bekrachtiging 28/06/1994 01/09/1994
SPANJE 22/11/1984 Bekrachtiging 16/09/2009 01/12/2009
TSJECHISCHE REP. 21/02/1991 Bekrachtiging 18/03/1992 01/01/1993
TURKIJE 14/03/1985 Onbepaald    
ZWEDEN 22/11/1984 Bekrachtiging 08/11/1985 01/11/1988
ZWITSERLAND 28/02/1986 Bekrachtiging 24/02/1988 01/11/1988

Artikel N2 INTREKKING VAN EEN INTERPRETATIEVE VERKLARING
  Op 13 april 2012 heeft het Koninkrijk België de interpretatieve verklaring die neergelegd werd bij de ondertekening van het Protocol nr. 7 bij het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, gedaan te Straatsburg op 22 november 1984, ingetrokken.
  Deze verklaring luidde als volgt :
  " België verstaat de woorden " verblijf " en " wettig " zoals vermeld in artikel 1 van dit Protocol, in de betekenis van paragraaf 9 van zijn Toelichtend verslag. "