Protocol nr. 7 bij het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
- Section :
- Législation
- Source :
- Numac 2007A15042
Texte original :
Ajoutez le document à un dossier
()
pour commencer à l'annoter.
Procedurele waarborgen met betrekking tot de uitzetting van vreemdelingen
Artikel 1
1. Een vreemdeling die wettig verblijft op het grondgebied van een Staat wordt niet uitgezet behalve ingevolge een overeenkomstig de wet genomen beslissing en hem wordt toegestaan :
a. redenen aan te voeren tegen zijn uitzetting,
b. zijn zaak opnieuw te doen beoordelen, en
c. zich met dit doel te doen vertegenwoordigen bij de bevoegde instantie of bij een of meer door die instantie aangewezen personen.
2. Een vreemdeling kan worden uitgezet vóór de uitoefening van zijn rechten ingevolge het eerste lid, letters a, b en c van dit artikel, wanneer een zodanige uitzetting noodzakelijk is in het belang van de openbare orde of is gebaseerd op redenen van de nationale veiligheid.
Recht op hoger beroep in strafzaken
Artikel 2
1. Iedereen die door een gerecht is veroordeeld wegens een strafbaar feit, heeft het recht zijn schuldigverklaring of veroordeling opnieuw te doen beoordelen door een hoger gerecht. De uitoefening van dit recht, met inbegrip van de gronden waarop het kan worden uitgeoefend, wordt bij de wet geregeld.
2. Op dit recht zijn uitzonderingen mogelijk met betrekking tot lichte overtredingen, zoals bepaald in de wet, of in gevallen waarin de betrokkene in eerste aanleg werd berecht door het hoogste gerecht of werd veroordeeld na een beroep tegen vrijspraak.
Schadeloosstelling in geval van gerechtelijke dwaling
Artikel 3
Wanneer iemand wegens een strafbaar feit onherroepelijk is veroordeeld en het vonnis vervolgens is vernietigd of wanneer hem daarna gratie is verleend, op grond van de overweging dat een nieuw of pas aan het licht gekomen feit onomstotelijk aantoont dat van een gerechtelijke dwaling sprake is, wordt degene die als gevolg van die veroordeling straf heeft ondergaan schadeloos gesteld overeenkomstig de wet of de praktijk van de betrokken Staat, tenzij wordt aangetoond dat het niet tijdig bekend worden van het onbekende feit geheel of gedeeltelijk aan hem te wijten is.
Recht om niet tweemaal te worden berecht of gestraft
Artikel 4
1. Niemand wordt opnieuw berecht of gestraft in een strafrechtelijke procedure binnen de rechtsmacht van dezelfde Staat voor een strafbaar feit waarvoor hij reeds onherroepelijk is vrijgesproken of veroordeeld overeenkomstig de wet en het strafprocesrecht van die Staat.
2. De bepalingen van het voorgaande lid beletten niet de heropening van de zaak overeenkomstig de wet en het strafprocesrecht van de betrokken Staat, indien er aanwijzingen zijn van nieuwe of pas aan het licht gekomen feiten, of indien er sprake was van een fundamenteel gebrek in het vorige proces, die de uitkomst van de zaak zouden of zou kunnen beïnvloeden.
3. Afwijking van dit artikel krachtens Artikel 15 van het Verdrag is niet toegestaan.
Gelijke rechten van echtgenoten
Artikel 5
Echtgenoten hebben gelijke rechten en verantwoordelijkheden van civielrechtelijke aard, zowel onderling als in hun betrekkingen met hun kinderen, wat betreft het huwelijk, tijdens het huwelijk en bij de ontbinding ervan. Dit artikel belet de Staten niet de in het belang van de kinderen noodzakelijke maatregelen te nemen.
Territoriale werkingssfeer
Artikel 6
1. Iedere Staat kan op het tijdstip van ondertekening of van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring het grondgebied of de grondgebieden aanwijzen waarop dit Protocol van toepassing zal zijn, alsmede de mate aangeven waarin hij zich ertoe verbindt de bepalingen van dit Protocol van toepassing te doen zijn op dit grondgebied of deze grondgebieden.
2. Iedere Staat kan, op elk later tijdstip, door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring, de toepassing van dit Protocol uitbreiden tot ieder ander in de verklaring aangewezen grondgebied. Met betrekking tot dat grondgebied treedt het Protocol in werking op de eerste dag van de maand volgende op het verstrijken van een tijdvak van twee maanden na de datum waarop die verklaring door de Secretaris-Generaal is ontvangen.
3. Iedere overeenkomstig de twee vorige leden afgelegde verklaring kan, met betrekking tot elk in die verklaring aangewezen grondgebied, worden ingetrokken of gewijzigd door middel van een aan de Secretaris-Generaal gerichte kennisgeving. De intrekking of wijziging wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgende op het verstrijken van een tijdvak van twee maanden na de datum waarop die kennisgeving door de Secretaris-Generaal is ontvangen.
4. (1) Een overeenkomstig dit artikel afgelegde verklaring wordt geacht te zijn afgelegd overeenkomstig Artikel 56, eerste lid, van het Verdrag.
5. Het grondgebied van iedere Staat waarvoor dit Protocol van toepassing is krachtens bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door die Staat en elk grondgebied waarvoor dit Protocol van toepassing is krachtens een door die Staat ingevolge dit artikel afgelegde verklaring kunnen, voor de toepassing van de verwijzing in Artikel 1 naar het grondgebied van een Staat, als afzonderlijke grondgebieden worden behandeld.
6. (2) Iedere Staat die een verklaring heeft afgelegd in overeenstemming met het eerste of tweede lid van dit artikel, kan te allen tijde daarna voor één of meer gebieden waarop de verklaring betrekking heeft, verklaren dat hij de bevoegdheid van het Hof aanvaardt om kennis te nemen van verzoekschriften van natuurlijke personen, niet-gouvernementele organisaties of groepen personen, bedoeld in Artikel 34 van het Verdrag, ten aanzien van de Artikelen 1 tot en met 5 van dit Protocol.
Verhouding tot het Verdrag
Artikel 7
Door de Staten die Partij zijn, worden de Artikelen 1 tot en met 6 van dit Protocol als aanvullende artikelen op het Verdrag beschouwd; alle bepalingen van het Verdrag zijn dienovereenkomstig van toepassing.
Ondertekening en bekrachtiging
Artikel 8
Dit Protocol staat open voor ondertekening door de lidstaten van de Raad van Europa die het Verdrag hebben ondertekend. Het dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. Een lidstaat van de Raad van Europa kan dit Protocol niet bekrachtigen, aanvaarden of goedkeuren, zonder dat die Staat tezelfder tijd of voordien het Verdrag heeft bekrachtigd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.
Inwerkingtreding
Artikel 9
1. Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op het verstrijken van een tijdvak van twee maanden na de datum waarop zeven lidstaten van de Raad van Europa hun instemming door het Protocol te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht overeenkomstig het bepaalde in Artikel 8.
2. Met betrekking tot iedere lidstaat die later zijn instemming door het Protocol te worden gebonden tot uitdrukking brengt, treedt dit in werking op de eerste dag van de maand volgende op het verstrijken van een tijdvak van twee maanden na de datum waarop de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring is nedergelegd.
Taken van de depositaris
Artikel 10
De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa geeft de lidstaten kennis van :
a. iedere ondertekening;
b. de nederlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring;
c. iedere datum van inwerkingtreding van dit Protocol overeenkomstig de Artikelen 6 en 9;
d. iedere andere handeling, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit Protocol.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
Gedaan te Straatsburg, op 22 november 1984, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar, hetwelk zal worden nedergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa zal gewaarmerkte afschriften doen toekomen aan iedere lidstaat van de Raad van Europa.
-------
Nota's
(1) Gewijzigde tekst overeenkomstig de bepalingen van Protocol nr. 11 (STE nr. 155).
(2) Toegevoegde tekst overeenkomstig de bepalingen van Protocol nr. 11 (STE nr. 155).
BIJLAGEN.
Artikel N1 Lijst van de gebonden staten aan het Protocol nr. 7 bij het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, gedaan te Straatsburg op 22 november 1984
Artikel N2 INTREKKING VAN EEN INTERPRETATIEVE VERKLARING
Op 13 april 2012 heeft het Koninkrijk België de interpretatieve verklaring die neergelegd werd bij de ondertekening van het Protocol nr. 7 bij het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, gedaan te Straatsburg op 22 november 1984, ingetrokken.
Deze verklaring luidde als volgt :
" België verstaat de woorden " verblijf " en " wettig " zoals vermeld in artikel 1 van dit Protocol, in de betekenis van paragraaf 9 van zijn Toelichtend verslag. "
Artikel 1
1. Een vreemdeling die wettig verblijft op het grondgebied van een Staat wordt niet uitgezet behalve ingevolge een overeenkomstig de wet genomen beslissing en hem wordt toegestaan :
a. redenen aan te voeren tegen zijn uitzetting,
b. zijn zaak opnieuw te doen beoordelen, en
c. zich met dit doel te doen vertegenwoordigen bij de bevoegde instantie of bij een of meer door die instantie aangewezen personen.
2. Een vreemdeling kan worden uitgezet vóór de uitoefening van zijn rechten ingevolge het eerste lid, letters a, b en c van dit artikel, wanneer een zodanige uitzetting noodzakelijk is in het belang van de openbare orde of is gebaseerd op redenen van de nationale veiligheid.
Recht op hoger beroep in strafzaken
Artikel 2
1. Iedereen die door een gerecht is veroordeeld wegens een strafbaar feit, heeft het recht zijn schuldigverklaring of veroordeling opnieuw te doen beoordelen door een hoger gerecht. De uitoefening van dit recht, met inbegrip van de gronden waarop het kan worden uitgeoefend, wordt bij de wet geregeld.
2. Op dit recht zijn uitzonderingen mogelijk met betrekking tot lichte overtredingen, zoals bepaald in de wet, of in gevallen waarin de betrokkene in eerste aanleg werd berecht door het hoogste gerecht of werd veroordeeld na een beroep tegen vrijspraak.
Schadeloosstelling in geval van gerechtelijke dwaling
Artikel 3
Wanneer iemand wegens een strafbaar feit onherroepelijk is veroordeeld en het vonnis vervolgens is vernietigd of wanneer hem daarna gratie is verleend, op grond van de overweging dat een nieuw of pas aan het licht gekomen feit onomstotelijk aantoont dat van een gerechtelijke dwaling sprake is, wordt degene die als gevolg van die veroordeling straf heeft ondergaan schadeloos gesteld overeenkomstig de wet of de praktijk van de betrokken Staat, tenzij wordt aangetoond dat het niet tijdig bekend worden van het onbekende feit geheel of gedeeltelijk aan hem te wijten is.
Recht om niet tweemaal te worden berecht of gestraft
Artikel 4
1. Niemand wordt opnieuw berecht of gestraft in een strafrechtelijke procedure binnen de rechtsmacht van dezelfde Staat voor een strafbaar feit waarvoor hij reeds onherroepelijk is vrijgesproken of veroordeeld overeenkomstig de wet en het strafprocesrecht van die Staat.
2. De bepalingen van het voorgaande lid beletten niet de heropening van de zaak overeenkomstig de wet en het strafprocesrecht van de betrokken Staat, indien er aanwijzingen zijn van nieuwe of pas aan het licht gekomen feiten, of indien er sprake was van een fundamenteel gebrek in het vorige proces, die de uitkomst van de zaak zouden of zou kunnen beïnvloeden.
3. Afwijking van dit artikel krachtens Artikel 15 van het Verdrag is niet toegestaan.
Gelijke rechten van echtgenoten
Artikel 5
Echtgenoten hebben gelijke rechten en verantwoordelijkheden van civielrechtelijke aard, zowel onderling als in hun betrekkingen met hun kinderen, wat betreft het huwelijk, tijdens het huwelijk en bij de ontbinding ervan. Dit artikel belet de Staten niet de in het belang van de kinderen noodzakelijke maatregelen te nemen.
Territoriale werkingssfeer
Artikel 6
1. Iedere Staat kan op het tijdstip van ondertekening of van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring het grondgebied of de grondgebieden aanwijzen waarop dit Protocol van toepassing zal zijn, alsmede de mate aangeven waarin hij zich ertoe verbindt de bepalingen van dit Protocol van toepassing te doen zijn op dit grondgebied of deze grondgebieden.
2. Iedere Staat kan, op elk later tijdstip, door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring, de toepassing van dit Protocol uitbreiden tot ieder ander in de verklaring aangewezen grondgebied. Met betrekking tot dat grondgebied treedt het Protocol in werking op de eerste dag van de maand volgende op het verstrijken van een tijdvak van twee maanden na de datum waarop die verklaring door de Secretaris-Generaal is ontvangen.
3. Iedere overeenkomstig de twee vorige leden afgelegde verklaring kan, met betrekking tot elk in die verklaring aangewezen grondgebied, worden ingetrokken of gewijzigd door middel van een aan de Secretaris-Generaal gerichte kennisgeving. De intrekking of wijziging wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgende op het verstrijken van een tijdvak van twee maanden na de datum waarop die kennisgeving door de Secretaris-Generaal is ontvangen.
4. (1) Een overeenkomstig dit artikel afgelegde verklaring wordt geacht te zijn afgelegd overeenkomstig Artikel 56, eerste lid, van het Verdrag.
5. Het grondgebied van iedere Staat waarvoor dit Protocol van toepassing is krachtens bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door die Staat en elk grondgebied waarvoor dit Protocol van toepassing is krachtens een door die Staat ingevolge dit artikel afgelegde verklaring kunnen, voor de toepassing van de verwijzing in Artikel 1 naar het grondgebied van een Staat, als afzonderlijke grondgebieden worden behandeld.
6. (2) Iedere Staat die een verklaring heeft afgelegd in overeenstemming met het eerste of tweede lid van dit artikel, kan te allen tijde daarna voor één of meer gebieden waarop de verklaring betrekking heeft, verklaren dat hij de bevoegdheid van het Hof aanvaardt om kennis te nemen van verzoekschriften van natuurlijke personen, niet-gouvernementele organisaties of groepen personen, bedoeld in Artikel 34 van het Verdrag, ten aanzien van de Artikelen 1 tot en met 5 van dit Protocol.
Verhouding tot het Verdrag
Artikel 7
Door de Staten die Partij zijn, worden de Artikelen 1 tot en met 6 van dit Protocol als aanvullende artikelen op het Verdrag beschouwd; alle bepalingen van het Verdrag zijn dienovereenkomstig van toepassing.
Ondertekening en bekrachtiging
Artikel 8
Dit Protocol staat open voor ondertekening door de lidstaten van de Raad van Europa die het Verdrag hebben ondertekend. Het dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. Een lidstaat van de Raad van Europa kan dit Protocol niet bekrachtigen, aanvaarden of goedkeuren, zonder dat die Staat tezelfder tijd of voordien het Verdrag heeft bekrachtigd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.
Inwerkingtreding
Artikel 9
1. Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op het verstrijken van een tijdvak van twee maanden na de datum waarop zeven lidstaten van de Raad van Europa hun instemming door het Protocol te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht overeenkomstig het bepaalde in Artikel 8.
2. Met betrekking tot iedere lidstaat die later zijn instemming door het Protocol te worden gebonden tot uitdrukking brengt, treedt dit in werking op de eerste dag van de maand volgende op het verstrijken van een tijdvak van twee maanden na de datum waarop de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring is nedergelegd.
Taken van de depositaris
Artikel 10
De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa geeft de lidstaten kennis van :
a. iedere ondertekening;
b. de nederlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring;
c. iedere datum van inwerkingtreding van dit Protocol overeenkomstig de Artikelen 6 en 9;
d. iedere andere handeling, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit Protocol.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
Gedaan te Straatsburg, op 22 november 1984, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar, hetwelk zal worden nedergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa zal gewaarmerkte afschriften doen toekomen aan iedere lidstaat van de Raad van Europa.
-------
Nota's
(1) Gewijzigde tekst overeenkomstig de bepalingen van Protocol nr. 11 (STE nr. 155).
(2) Toegevoegde tekst overeenkomstig de bepalingen van Protocol nr. 11 (STE nr. 155).
BIJLAGEN.
Artikel N1 Lijst van de gebonden staten aan het Protocol nr. 7 bij het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, gedaan te Straatsburg op 22 november 1984
Staten/Organisatie | Datum authentificatie | Type instemming | Datum instemming | Datum interne inwerkingtreding |
ALBANIE | 02/10/1996 | Bekrachtiging | 02/10/1996 | 01/01/1997 |
ANDORRA | 31/05/2007 | Bekrachtiging | 06/05/2008 | 01/08/2008 |
ARMENIE | 25/01/2001 | Bekrachtiging | 26/04/2002 | 01/07/2002 |
AZERBEIDZJAN | 25/01/2001 | Bekrachtiging | 15/04/2002 | 01/07/2002 |
BELGIE | 11/05/2005 | Bekrachtiging | 13/04/2012 | 01/07/2012 |
BOSNIA EN HERZEGOVINA | 24/04/2002 | Bekrachtiging | 12/07/2002 | 01/10/2002 |
BULGARIJE | 03/11/1993 | Bekrachtiging | 04/11/2000 | 01/02/2001 |
CYPRUS | 02/12/1999 | Bekrachtiging | 15/09/2000 | 01/12/2000 |
DENEMARKEN | 22/11/1984 | Bekrachtiging | 18/08/1988 | 01/11/1988 |
DUITSLAND | 19/03/1985 | Onbepaald | ||
ESTLAND | 14/05/1993 | Bekrachtiging | 16/04/1996 | 01/07/1996 |
FINLAND | 05/05/1989 | Bekrachtiging | 10/05/1990 | 01/08/1990 |
FRANKRIJK | 22/11/1984 | Bekrachtiging | 17/02/1986 | 01/11/1988 |
GEORGIE | 17/06/1999 | Bekrachtiging | 13/04/2000 | 01/07/2000 |
GRIEKENLAND | 22/11/1984 | Bekrachtiging | 29/10/1987 | 01/11/1988 |
GROOT-BRITTANNIE | Onbepaald | |||
HONGARIJE | 06/11/1990 | Bekrachtiging | 05/11/1992 | 01/02/1993 |
IERLAND | 11/12/1984 | Bekrachtiging | 03/08/2001 | 01/11/2001 |
IJSLAND | 19/03/1985 | Bekrachtiging | 22/05/1987 | 01/11/1988 |
ITALIE | 22/11/1984 | Bekrachtiging | 07/11/1991 | 01/02/1992 |
KROATIE | 06/11/1996 | Bekrachtiging | 05/11/1997 | 01/12/1998 |
LETLAND | 21/03/1997 | Bekrachtiging | 27/06/1997 | 01/09/1997 |
LIECHTENSTEIN | 07/12/2004 | Bekrachtiging | 08/02/2005 | 01/05/2005 |
LITOUWEN | 14/05/1993 | Bekrachtiging | 20/06/1995 | 01/09/1995 |
LUXEMBURG | 22/11/1984 | Bekrachtiging | 19/04/1989 | 01/07/1989 |
MACEDONIE | 14/06/1996 | Bekrachtiging | 10/04/1997 | 01/07/1997 |
MALTA | 15/01/2003 | Bekrachtiging | 15/01/2003 | 01/04/2003 |
MOLDOVA | 02/05/1996 | Bekrachtiging | 12/09/1997 | 01/12/1997 |
MONACO | 05/10/2004 | Bekrachtiging | 30/11/2005 | 01/02/2006 |
MONTENEGRO | 03/04/2003 | Bekrachtiging | 03/03/2004 | 06/06/2006 |
NEDERLAND | 22/11/1984 | Onbepaald | ||
NOORWEGEN | 22/11/1984 | Bekrachtiging | 25/10/1988 | 01/01/1989 |
OEKRAINE | 19/12/1996 | Bekrachtiging | 11/09/1997 | 01/12/1997 |
OOSTENRIJK | 19/03/1985 | Bekrachtiging | 14/05/1986 | 01/11/1988 |
POLEN | 14/09/1992 | Bekrachtiging | 04/12/2002 | 01/03/2003 |
PORTUGAL | 22/11/1984 | Bekrachtiging | 20/12/2004 | 01/03/2005 |
ROEMENIE | 04/11/1993 | Bekrachtiging | 20/06/1994 | 01/09/1994 |
RUSSISCHE FEDERATIE | 28/02/1996 | Bekrachtiging | 05/05/1998 | 01/08/1998 |
SAN MARINO | 01/03/1989 | Bekrachtiging | 22/03/1989 | 01/06/1989 |
SERVIE | 03/04/2003 | Bekrachtiging | 03/03/2004 | 01/06/2004 |
SLOVAKIJE | 21/02/1991 | Bekrachtiging | 18/03/1992 | 01/01/1993 |
SLOVENIE | 14/05/1993 | Bekrachtiging | 28/06/1994 | 01/09/1994 |
SPANJE | 22/11/1984 | Bekrachtiging | 16/09/2009 | 01/12/2009 |
TSJECHISCHE REP. | 21/02/1991 | Bekrachtiging | 18/03/1992 | 01/01/1993 |
TURKIJE | 14/03/1985 | Onbepaald | ||
ZWEDEN | 22/11/1984 | Bekrachtiging | 08/11/1985 | 01/11/1988 |
ZWITSERLAND | 28/02/1986 | Bekrachtiging | 24/02/1988 | 01/11/1988 |
Artikel N2 INTREKKING VAN EEN INTERPRETATIEVE VERKLARING
Op 13 april 2012 heeft het Koninkrijk België de interpretatieve verklaring die neergelegd werd bij de ondertekening van het Protocol nr. 7 bij het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, gedaan te Straatsburg op 22 november 1984, ingetrokken.
Deze verklaring luidde als volgt :
" België verstaat de woorden " verblijf " en " wettig " zoals vermeld in artikel 1 van dit Protocol, in de betekenis van paragraaf 9 van zijn Toelichtend verslag. "