Décision anticipée n° 2014.402 dd. 26.08.2014

Date :
26-08-2014
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
5 pages
Section :
Régulation
Type :
Prior agreements L 24.12.2002
Sous-domaine :
Fiscal Discipline

Résumé :

impôt des personnes morales - précompte mobilier - établissement financier - perception de Pr.M. - exonération du Pr.M

Texte original :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Décision anticipée n° 2014.402 dd. 26.08.2014
Décision anticipée n° 2014.402 dd. 26.08.2014
Document
Content exists in : fr nl

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Prior agreements L 24.12.2002
Title : Décision anticipée n° 2014.402 dd. 26.08.2014
Document date : 26/08/2014
Keywords : impôt des personnes morales / précompte mobilier / établissement financier / perception de Pr.M. / exonération du Pr.M
Document language : FR
Name : Décision anticipée n° 2014.402 dd. 26.08.2014
Version : 1

Décision anticipée n° 2014.402 dd. 26.08.2014

 

Impôts sur les revenus

Impôt personnes morales

Renonciation

Précompte Mobilier

Investisseur professionel

Etablissements financiers ou entreprises y assimulées

 

Résumé

En ce qui concerne la transformation projetée de l'ASBL X en une SCRL FS, il est décidé :

- que celle-ci reste soumise à l'impôt des personnes morales conformément à l'article 220, 3° CIR92;

- qu'en ce qui concerne les intérêts reçus, celle-ci continue à remplir les conditions mentionnées à l'article 105, 1°, I, AR/CIR92, de sorte qu'il peut être renoncé à la perception du précompte mobilier conformément à l'article 107, § 2, 9°, a) AR/CIR92;

- qu'en ce qui concerne les intérêts attribués, le FRCE continue à remplir les conditions mentionnées à l'article 105, 3°, b), AR/CIR92, de sorte qu'il peut être renoncé à la perception du précompte mobilier conformément à l'article 107, § 2, 9°, c) AR/CIR92.

 

La décision est publiée uniquement dans la langue dans laquelle la demande a été introduite.

 

I. Voorwerp van aanvraag

1. De aanvrager wenst inzake de voorgenomen omvorming van VZW X naar een CVBA-SO bevestiging te bekomen dat :

- deze aan de rechtspersonenbelasting  onderworpen blijft conform artikel 220, 3° WIB92;

- wat de ontvangen interesten betreft, deze blijft voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 105, 1°, l, KB/WIB92, zodat verzaakt kan worden aan de inning van de roerende voorheffing conform artikel 107, §2, 9°, a) KB/WIB92;

- wat  de toegekende interesten betreft, het blijven voldoen door het FRGE aan de voorwaarden vermeld in artikel 105, 3°, b), KB/WIB92, zodat verzaakt kan worden aan de inning van de roerende voorheffing conform artikel 107, §2, 9°, c) KB/WIB92.

 

II. Beslissing

2. Het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (“FRGE”), werd opgericht bij Koninklijk Besluit van 9 maart 2006. Dit fonds is een NV van publiek recht en is een dochtermaatschappij van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij. Nadere toelichting met betrekking tot FRGE is terug te vinden op de website van FRGE (www.frge.be) en in de Koninklijke besluiten met betrekking tot de oprichtingen en de werking van het FRGE.

3. Het maatschappelijk doel van het FRGE wordt omschreven als "de studie en de verwezenlijking van projecten door tussenbeide te komen in de financiering van structurele maatregelen om reducties van de globale energiekost in particuliere woningen te bevorderen voor de doelgroep van de meest behoeftigen en het verstrekken van goedkope leningen voor structurele maatregelen om reducties van de globale energiekost in woningen bezet door privé-personen en dienstig als hoofdverblijfplaats te bevorderen".

4. Het FRGE concretiseert dit maatschappelijk doel door het verstrekken van goedkope leningen, bestemd voor structurele energiebesparende maatregelen, aan particulieren. Dit gebeurt via Lokale Entiteiten die zijn aangeduid door steden en gemeenten in overleg met het OCMW, in dit specifiek geval is de Lokale Entiteit de VZW X.

5. De VZW X werd opgericht met volgend doel:

• Het toestaan als Lokale Entiteit van het FRGE van financieringen om de reductie te bevorderen van de energiekost.

• Het verstrekken van informatie m.b.t energiebesparingen.

• Het nemen van initiatieven m.b.t de reductie van het verbruik van energie.

• Het laten uitvoeren van energie-audits en studies.

6. VZW X staat leningen toe aan particulieren (gewone doelgroep-dossiers of ESCO-dossiers) voor een maximaal bedrag  van EUR 10.000 voor een maximale looptijd van 5 jaar. Deze leningen dienen specifiek voor financieringen van structurele maatregelen om de reductie te bevorderen van de energiekost in particuliere woningen op het grondgebied van de gemeente en om structurele energiebesparende maatregelen te realiseren in het woonpatrimonium dat dienstig is als hoofdverblijfplaats.

7. VZW X is de juridische contractspartij van de particulieren-kredietnemers als kredietgever. De kredieten worden echter pas toegestaan na goedkeuring door het FRGE. De toe te passen interestvoet in de overeenkomsten met de particulieren is contractueel vastgelegd door het FRGE en dient als bovengrens voor de uitgeschreven interestvoet zodat een verrijking van de VZW via een marge op de interestvoet niet mogelijk is.

8. Zowel de hoofdsom als de interesten worden door de kredietnemers rechtstreeks betaald aan het FRGE.

9. VZW X zal jaarlijks een krediet aangaan bij het FRGE waarbij dit bedrag zal worden uitgeleend aan de particulieren-kredietnemers. Door het FRGE wordt per dossier een bijdrage uitbetaald aan de VZW. Dergelijke bijdrage wordt per kwartaal gestort met een jaarlijkse eindafrekening via de betaling van de laatste schijf. Deze bijdragen dienen om de werkings- en personeelskosten van de VZW te dekken. Het Vlaams Gewest staat borg voor een bedrag van 95% van de totale uitstaande leningen. De gemeente staat borg voor de overige 5% van de totale uitstaande leningen.

10. Punten 2, 3 en 4 van de statutaire opdracht van de VZW betreffen louter promotionele activiteiten die een hulpmiddel vormen om het doel als sociale kredietverstrekker te kunnen bereiken. Het betreft aldus reclameactiviteiten om het ruime publiek te wijzen op het bestaan van de leningsmogelijkheden bij de VZW en zo potentiële kredietnemers te bereiken. Uit de praktijk blijkt dat dit vooral gaat over :

- het organiseren als tussenpersoon van voordrachten/bijeenkomsten/seminaries over energie; de presentatie gebeurt door derde partijen; geïnteresseerden (particulieren maar ook anderen dan kredietnemers dus ook bv. bedrijven) schrijven zich in bij deze derden; de VZW maakt hiervoor reclame op haar website; de eventuele uitgaven van de VZW zijn exact gedekt door de gemeente, dus per saldo houdt de VZW er geen verdiensten aan over;

- het optreden als partner in uiteenlopende projecten m.b.t. energiebesparende initiatieven; de VZW heeft hierbij een loutere contactfunctie, en doet hiermee promotie voor een begeleidingstraject; eventuele personeels- en promotiekosten worden gedekt door de gemeente;

- het eventueel begeleiden van ESCO-dossiers.

11. VZW X heeft dus als doel mensen bewust te maken van mogelijkheden om energie te besparen en zo mensen aan te trekken voor haar hoofdactiviteit, het verstrekken van kredieten: voornamelijk aan doelgroepen, maar ook aan andere personen (zowel natuurlijke als rechtspersonen). De VZW doet dit in uitvoering van haar statutair doel en houdt er per saldo geen inkomen aan over.

12. VZW X is een door de FOD Economie "erkende sociale kredietgever" in toepassing van artikel 3, §3, van de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.

13. VZW X zal omgevormd worden van een VZW naar een CVBA-VSO (vennootschap met sociaal oogmerk) zoals voorzien in de artikelen 26bis t.e.m. 26septies van de Wet van 27 juni 1921, en in artikels 668 en 669 van het Wetboek van Vennootschappen.

II.A. Onderworpenheid aan de rechtspersonenbelasting

14. Ingevolge de omvorming van de VZW naar een CVBA-VSO is deze in principe onderworpen aan de vennootschapsbelasting als binnenlandse vennootschap, zoals reeds werd bevestigd in het bericht gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 13 juli 1996.

15. Echter op basis van artikel 220, 3° WIB92 zijn aan de rechtspersonenbelasting onderworpen de rechtspersonen die in België hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer hebben en geen onderneming exploiteren of zich niet met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden, of ingevolge artikel 181 en 182, niet aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen.

16. Artikel 181, 7° WIB92 stipuleert dat “verenigingen zonder winstoogmerk en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven en (…)erkend zijn voor de toepassing van artikel 145/33, § 1, eerste lid, 1°, b, d, e, h tot l, 2° en 3°, of erkend zouden zijn indien ze daartoe een aanvraag indienden of omdat ze aan alle voorwaarden voldoen waaraan de erkenning is onderworpen behoudens die welke erin bestaat de bedrijvigheid op nationaal vlak te ontwikkelen of een invloedssfeer te hebben die één van de gemeenschappen of gewesten of het gehele land bestrijkt, naar het geval " niet onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting.

17. Artikel 145/33, §1, eerste lid, 1°, l) WIB92 stelt :

"Er wordt een belastingvermindering verleend voor de volgende in het belastbaar tijdperk werkelijk betaalde uitgaven: giften in geld (…) aan instellingen die zich bezig houden met duurzame ontwikkeling in de zin van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling en die als dusdanig erkend zijn door de minister van Financiën en de minister tot wiens bevoegdheid de Duurzame Ontwikkeling behoort of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;(…)"

18. Artikel 2, 1° van de Wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling verduidelijkt wat onder duurzame ontwikkeling dient te worden verstaan:

"Voor de toepassing van deze wet, wordt begrepen onder (…) duurzame ontwikkeling : de ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in het gedrang te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Haar verwezenlijking vergt een veranderingsproces waarin het gebruik van hulpbronnen, de bestemming van investeringen, de gerichtheid van technologische ontwikkeling en institutionele structuren worden afgestemd op zowel toekomstige als huidige behoeften; (…)". Deze zinsnede komt overeen met de doelstellingen van het FRGE en komt ook overeen met het maatschappelijk doel van de VZW en zal ook overeenkomen met het maatschappelijk doel van de CVBA-SO. Uit randnummer 5 blijkt overigens dat de VZW enkel de activiteit van een "Lokale Entiteit" verricht in uitvoering van de doelstellingen van het FRGE.

19. Om al deze reden kan zij worden aanzien als een "instelling die zich bezig houdt met duurzame ontwikkeling" zoals bedoeld in voormelde Wet van 5 mei 1997. Bijgevolg is zij wegens artikel 181, 7° WIB92 uitgesloten van de vennootschapsbelasting, en is zij conform artikel 220, 3° WIB92 onderworpen aan de rechtspersonenbelasting.

20. De omvorming van de VZW naar een CVBA-VSO zal aan bovenstaande vaststelling niets wijzigen, vermits de activiteit onveranderd en uitsluitend die van een "Lokale Entiteit" zal blijven.

21. De aanvrager verduidelijkt dat er ook in de CVBA-VSO-rechtsvorm geen winstoogmerk zal worden nagestreefd. Tevens heeft de aanvrager bevestigd dat er ook na de omzetting hoe dan ook geen vermogensvoordelen zullen worden toegekend aan de vennoten.

22. Daarom kan worden besloten dat de VZW na de omvorming naar CVBA-VSO bij voortduur onderworpen zal blijven aan de rechtspersonenbelasting.

II.B. Eerste intereststroom (van kredietnemers aan VZW X)

23. Ingevolge artikel 107, §2, 9°, a) KB/WIB92 wordt van de inning van de roerende voorheffing volledig afgezien met betrekking tot inkomsten van schuldvorderingen en leningen welke niet zijn vertegenwoordigd door effecten of zijn vertegenwoordigd door effecten in de vorm van handelspapier waarvan de verkrijgers worden geïdentificeerd als financiële instellingen of ermede gelijkgestelde ondernemingen.

24. Artikel 105, 1°, l) KB/WIB92 beschouwt ondermeer als een financiële instellingen of ermede gelijkgestelde onderneming:

"de Belgische inrichtingen van niet in a tot k vermelde openbare of private instellingen met rechtspersoonlijkheid, waarvan de werkzaamheid uitsluitend bestaat in het toestaan van kredieten en leningen"

25. Voor de interesten die door de particulieren dienen te worden betaald onder de leningsovereenkomst die met X VZW/CVBA-VSO zijn afgesloten, ook al worden deze betalingen rechtstreeks betaald aan het FRGE, wordt verzaakt aan de inning van de Roerende Voorheffing indien X VZW/CVBA-VSO voldoet aan de in randnummer 24 vermelde definitie.

26. Inzake het woord "uitsluitend" werd artikel 105, 1°, l) KB/WIB92 in deze gewijzigd (voordien luidde het "uitsluitend of hoofdzakelijk") via artikel 1, 8° van het Koninklijk Besluit "tot wijziging van het KB/WIB 92 betreffende de roerende voorheffing" van 16 mei 2003.

27. Het Verslag aan de Koning bij dit Koninklijk Besluit verduidelijkte deze wijziging als volgt :

"De wijziging van artikel 105, 1°, l, KB/WIB 92, strekt ertoe, vanuit het oogpunt van een grotere eenvormigheid van het statuut tussen de entiteiten die als " financiële instellingen of ermede gelijkgestelde ondernemingen " zijn gekwalificeerd, de toepassingssfeer van deze bepaling te beperken tot de instellingen (rechtspersonen naar Belgisch recht of Belgische inrichting van een rechtspersoon naar buitenlands recht) welke zich uitsluitend bezighouden met het verstrekken van kredieten en leningen.

In de praktijk zal de kwalificatie als financiële instelling in de zin van artikel 105, 1°, b, c of l, KB/WIB 92 restrictief, geval per geval, moeten worden geïnterpreteerd, niet alleen ten opzichte van de statuten (maatschappelijk doel) van de binnenlandse vennootschap of de Belgische inrichting, maar eveneens van de werkelijk uitgeoefende werkzaamheden. Indien nodig zal het statuut van financiële instelling kunnen worden bevestigd door middel van een voorafgaande beslissing, bij toepassing van artikel 20 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken."

28. De activiteit van de VZW werd in detail beschreven in randnummers 5 tot en met 12. Hierin werd verduidelijkt dat de enkele promotionele activiteiten die de VZW verricht naast het eigenlijke toestaan van financieringen, bedoeld zijn om het publiek bewust te maken van en de weg te tonen naar de financieringsmogelijkheid, dit in uitvoering van haar statutair doel. De informatieverstrekking rond energiebesparingen, de energiebesparende initiatieven, het laten uitvoeren van energie-audits en het eventueel begeleiden van ESCO-dossiers doen aldus geen afbreuk aan het feit dat het toestaan van financieringen als Lokale Entiteit de uitsluitende activiteit is van VZW X.

29. Na de omvorming zal de activiteit van de CVBA-VSO niet verschillen ten aanzien van de wijze waarin deze nu in VZW-vorm wordt uitgeoefend (nog steeds als Lokale Entiteit). De verzaking aan de inning van de roerende voorheffing zoals voorzien in de artikelen 107, §2, 9°, a)  juncto 105, 1°, l) KB/WIB92 zal daarom nog steeds van toepassing zijn na de omvorming.

II.C. Tweede intereststroom (van VZW X aan FRGE)

30. Artikel 107, §2, 9°, c) KB/WIB92 stelt dat van de inning van de roerende voorheffing wordt volledig afgezien met betrekking tot inkomsten van schuldvorderingen en leningen welke niet zijn vertegenwoordigd door effecten of zijn vertegenwoordigd door effecten in de vorm van handelspapier waarvan de verkrijgers worden geïdentificeerd als  beroepsbeleggers.

31. Artikel 105, 3°, b) KB/WIB92 beschouwt  als beroepsbeleggers onder meer de binnenlandse vennootschappen zoals bedoeld in artikel 2, §1, 5°, b) WIB92.

32. FRGE is een NV van publiek recht en een dochtervennootschap van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij. Onder meer uit de jaarrekeningen kan worden afgeleid dat zij inderdaad onderworpen is aan de vennootschapsbelasting.

33. Vermits het FRGE aldus niet van de vennootschapsbelasting is uitgesloten, voldoet zij conform artikel 2, §1, 5°, b) WIB92 aan de definitie van een "binnenlandse vennootschap", en aldus conform artikel 105, 3°, b) KB/WIB92 ook aan de definitie van "beroepsbelegger", waardoor alle aan het FRGE toegekende interesten van schuldvorderingen en leningen vrijgesteld zijn van roerende voorheffing conform artikel 107, §2, 9°, c) KB/WIB92.

34. Bijgevolg dient er door VZW X voor de interesten die aan het FRGE zullen worden toegekend geen roerende voorheffing te worden ingehouden.