Hof van Cassatie: Arrest van 21 Juni 2011 (België). RG P.11.0024.N

Date :
21-06-2011
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
1 page
Section :
Jurisprudence
Source :
Justel N-20110621-3
Numéro de rôle :
P.11.0024.N

Résumé :

Het besturen van een vervangingsvoertuig of het toevallig besturen van een voertuig staat er niet aan in de weg dat de bestuurder van dat voertuig een motorrijtuig bestuurt waarvan de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe het aanleiding kan geven, niet gedekt is overeenkomstig WAM (1989) (1). (1) Het is niet omdat de bestuurder ten overstaan van de benadeelde een beroep kan doen op de WAM-verzekering van zijn eigen voertuig, hij geen voertuig zonder verzekering zou kunnen besturen; in het kader van artikel 22 WAM moet nagegaan worden of voor het vervangingsvoertuig zelf een verzekering werd afgesloten.

Arrêt :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Nr. P.11.0024.N

L. R. M. M.,

beklaagde,

eiser,

met als raadsman mr. Dirk Bosmans, advocaat bij de balie te Leuven.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de correctionele rechtbank te Leuven, van 25 november 2010.

De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan.

Raadsheer Geert Jocqué heeft verslag uitgebracht.

Eerste advocaat-generaal Marc De Swaef heeft geconcludeerd.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Eerste middel

Beide onderdelen

1. Het middel voert schending aan van artikel 6 EVRM, artikel 1134 Burgerlijk Wetboek, artikel 1 KB 14 december 1992 en artikel 4, 1°, a) modelovereenkomst, evenals miskenning van het recht van verdediging, het vermoeden van onschuld, het legaliteitsbeginsel en het beginsel van strikte toepassing van de strafwet: de appelrechters leggen onterecht aan de eiser de bewijslast op om aan te tonen dat het voertuig een vervangingswagen was.

2. Het middel gaat ervan uit dat de eiser geen inbreuk beging op artikel 22 WAM (1989) omdat het door hem bestuurde voertuig een vervangingswagen in de zin van artikel 4, 1°, a) Modelovereenkomst was.

3. Artikel 22 WAM (1989) bepaalt dat de bestuurder van een motorrijtuig dat in het verkeer is gebracht of toegelaten werd dat het in het verkeer werd gebracht op een van de in artikel 2, § 1, van deze wet bedoelde plaatsen zonder dat de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe het aanleiding kan geven, gedekt is overeenkomstig deze wet, strafbaar is als hij kennis heeft van de afwezigheid van deze dekking.

Artikel 4 Modelovereenkomst breidt de waarborg van de voor het omschreven voertuig uit tot de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van een vervangingsvoertuig of toevallig bestuurd voertuig volgens de in deze bepaling voorziene modaliteiten.

Het besturen van een vervangingsvoertuig of het toevallig besturen van een voertuig staat er evenwel niet aan in de weg dat de bestuurder van dat voertuig een motorrijtuig bestuurt waarvan de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe het aanleiding kan geven, niet gedekt is overeenkomstig WAM (1989).

De onderdelen ook al zijn ze gegrond, kunnen niet tot cassatie leiden.

De onderdelen zijn bij gebrek aan belang niet ontvankelijk.

Tweede middel

4. Het middel voert schending aan van artikel 6 EVRM, de artikelen 1319, 1320 en 1322 Burgerlijk Wetboek, artikel 1 KB 14 december 1992, artikel 4, 1°, a) Modelovereenkomst evenals miskenning van de algemene rechtsbeginselen van het vermoeden van onschuld en het recht van verdediging: het feitenrelaas van de appelrechters is niet verenigbaar met de bewoordingen van de voorgelegde stukken.

5. Anders dan waarvan het middel uitgaat, steunen de appelrechters hun oordeel niet op het aanvankelijk proces-verbaal van 28 april 2008, noch op het inspectieverslag van 24 april 2008 en miskennen aldus de bewijskracht ervan niet.

Het middel mist in zoverre feitelijke grondslag.

6. Het middel preciseert niet hoe en waardoor het bestreden vonnis artikel 6 EVRM, artikel 1 KB 14 december 1992, artikel 4, 1°, a) Modelovereenkomst schendt, noch de algemene rechtsbeginselen van het vermoeden van onschuld en het recht van verdediging miskent.

Het middel is in zoverre niet ontvankelijk.

Ambtshalve onderzoek

7. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eiser in de kosten.

Bepaalt de kosten op 53,99 euro.

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Etienne Goethals, als voorzitter, en de raadsheren Paul Maffei, Geert Jocqué, Filip Van Volsem en Peter Hoet, en op de openbare rechtszitting van 21 juni 2011 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Etienne Goethals, in aanwezigheid van eerste advocaat-generaal Marc De Swaef, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.