Hof van Cassatie: Arrest van 26 April 1993 (België). RG 9646
- Section :
- Jurisprudence
- Source :
- Justel N-19930426-9
- Numéro de rôle :
- 9646
Résumé :
De bepalingen van art. 13, alinéa 1, eerste en derde lid, W. 27 febr. 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten regelen de samenloop van de integratietegemoetkoming en bepaalde uitkeringen en beschouwen die tegemoetkoming als een aanvulling; zij stellen niet vast hoe de vermindering van het bedrag van de tegemoetkoming moet worden berekend. (Impliciet).
Arrêt :
Ajoutez le document à un dossier
()
pour commencer à l'annoter.
HET HOF; - Gelet op het bestreden arrest, op 14 november 1991 gewezen door het Arbeidshof te Luik, afdeling Namen;
Over het middel : schending van de artikelen 7 en 13, gewijzigd bij de wet van 22 december 1989, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten en artikel 8 van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 tot uitvoering van die wet,
doordat het arrest op een aanvraag tot toekenning van inkomensvervangende en integratietegemoetkomingen vaststelt dat verweerder vergoedingen van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering geniet, waarna het beslist dat die vergoedingen weliswaar van de inkomensvervangende tegemoetkoming doch niet van de integratietegemoetkomingen moeten worden afgetrokken,
terwijl de regel dat het bedrag van de tegemoetkomingen, ongeacht of het inkomensvervangende tegemoetkomingen dan wel integratietegemoetkomingen zijn, wordt verminderd met het bedrag van het inkomen van de gehandicapte, van toepassing is op de integratietegemoetkoming en de uitkeringen van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering een aftrekbaar inkomen zijn, ook al worden die uitkeringen niet verstrekt wegens een gebrek aan of vermindering van de zelfredzaamheid :
Overwegende dat artikel 13 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten bepaalt dat "de door deze wet ingestelde tegemoetkomingen worden geweigerd of verminderd indien de gehandicapten krachtens een andere Belgische wetgeving (...) aanspraak hebben op uitkeringen die hun grond vinden in een beperking van het verdienvermogen voor wat de inkomensvervangende tegemoetkoming betreft of in een gebrek aan of vermindering van de zelfredzaamheid voor wat de integratietegemoetkoing en de tegemoetkoming wegens hulp aan bejaarden betreft. Wanneer he bedrag van de in het eerste lid bedoelde uitkeringen lager is dan het bedrag van de in deze wet bedoelde tegemoetkomingen, de gehandicapte die aan de in artikel 2 tot 8 bepaalde voorwaarden voldoet recht heeft op het verschil (...)";
Overwegende dat luidens die wetsbepaling de gehandicapte die uitkeringen geniet wegens een gebrek aan of vermindering van de zelfredzaamheid op geen integratietegemoetkoming of enkel op een verminderde integratietegemoetkoming aanspraak heeft; dat, zo hij geen uitkeringen geniet wegens een gebrek aan of vermindering van de zelfredzaamheid, maar wel, zoals te dezen, uitkeringen die hun grond vinden in een beperking van het verdienvermogen, hij een integratietegemoetkoming kan krijgen, zij het berekend overeenkomstig artikel 7 van de wet;
Overwegende dat het arrest, nu het beslist dat genoemd artikel 7 "dat het algemeen beginsel van de gevolgen van het inkomen formuleert", te dezen niet van toepassing is, die wetsbepaling schendt;
Dat het middel gegrond is;
Om die redenen, vernietigt het bestreden arrest, in zoverre het een integratietegemoetkoming aan verweerder toekent; beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest; gelet op artikel 1071, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, veroordeelt eiser in de kosten, verwijst de aldus beperkte zaak naar het Arbeidshof te Brussel.
Over het middel : schending van de artikelen 7 en 13, gewijzigd bij de wet van 22 december 1989, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten en artikel 8 van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 tot uitvoering van die wet,
doordat het arrest op een aanvraag tot toekenning van inkomensvervangende en integratietegemoetkomingen vaststelt dat verweerder vergoedingen van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering geniet, waarna het beslist dat die vergoedingen weliswaar van de inkomensvervangende tegemoetkoming doch niet van de integratietegemoetkomingen moeten worden afgetrokken,
terwijl de regel dat het bedrag van de tegemoetkomingen, ongeacht of het inkomensvervangende tegemoetkomingen dan wel integratietegemoetkomingen zijn, wordt verminderd met het bedrag van het inkomen van de gehandicapte, van toepassing is op de integratietegemoetkoming en de uitkeringen van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering een aftrekbaar inkomen zijn, ook al worden die uitkeringen niet verstrekt wegens een gebrek aan of vermindering van de zelfredzaamheid :
Overwegende dat artikel 13 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten bepaalt dat "de door deze wet ingestelde tegemoetkomingen worden geweigerd of verminderd indien de gehandicapten krachtens een andere Belgische wetgeving (...) aanspraak hebben op uitkeringen die hun grond vinden in een beperking van het verdienvermogen voor wat de inkomensvervangende tegemoetkoming betreft of in een gebrek aan of vermindering van de zelfredzaamheid voor wat de integratietegemoetkoing en de tegemoetkoming wegens hulp aan bejaarden betreft. Wanneer he bedrag van de in het eerste lid bedoelde uitkeringen lager is dan het bedrag van de in deze wet bedoelde tegemoetkomingen, de gehandicapte die aan de in artikel 2 tot 8 bepaalde voorwaarden voldoet recht heeft op het verschil (...)";
Overwegende dat luidens die wetsbepaling de gehandicapte die uitkeringen geniet wegens een gebrek aan of vermindering van de zelfredzaamheid op geen integratietegemoetkoming of enkel op een verminderde integratietegemoetkoming aanspraak heeft; dat, zo hij geen uitkeringen geniet wegens een gebrek aan of vermindering van de zelfredzaamheid, maar wel, zoals te dezen, uitkeringen die hun grond vinden in een beperking van het verdienvermogen, hij een integratietegemoetkoming kan krijgen, zij het berekend overeenkomstig artikel 7 van de wet;
Overwegende dat het arrest, nu het beslist dat genoemd artikel 7 "dat het algemeen beginsel van de gevolgen van het inkomen formuleert", te dezen niet van toepassing is, die wetsbepaling schendt;
Dat het middel gegrond is;
Om die redenen, vernietigt het bestreden arrest, in zoverre het een integratietegemoetkoming aan verweerder toekent; beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest; gelet op artikel 1071, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, veroordeelt eiser in de kosten, verwijst de aldus beperkte zaak naar het Arbeidshof te Brussel.