Hof van Cassatie: Arrest van 27 Januari 1995 (België). RG C940105N
- Section :
- Jurisprudence
- Source :
- Justel N-19950127-10
- Numéro de rôle :
- C940105N
Résumé :
Art. 29.1 CMR-Verdrag sluit uit dat de rechter onderzoekt of een niet opzettelijke fout aan de vervoerder het recht ontneemt om zich te beroepen op de beperking van zijn aansprakelijkheid.
Arrêt :
Ajoutez le document à un dossier
()
pour commencer à l'annoter.
HET HOF,
Gelet op het bestreden arrest, op 29 juni 1993 door het Hof van Beroep te Brussel gewezen;
Over het tweede middel, gesteld als volgt : schending van de artikelen 1116, 1150 van het Burgerlijk Wetboek, en 29 van het Verdrag betreffende de Overeenkomst tot Internationaal Vervoer van Goederen over de Weg (CMR), ondertekend te Genève, op 19 mei 1956, goedgekeurd bij Belgische wet van 4 september 1962,
doordat, na te hebben gesteld dat "het vervoer waarvoor (eiseres) als commissionair-vervoerder is tussengekomen, beantwoordt aan de objectieve criteria voorzien in artikels 1 en 2 van het CMR-Verdrag en dat de bepalingen van dit verdrag derhalve in casu van dwingend recht van toepassing zijn, ongeacht de andersluidende bepalingen die tussen partijen in de raamovereenkomst van 02.04.1982 werden bedongen; overeenkomstig artikel 17.1 CMR, (eiseres) was gehouden tot een resultaatsverbintenis en dat het vaststaat dat, toen (eerste verweerder) zich op 29.07.1986 aanbood, de trailer met de lading was gestolen en niet kon worden afgeleverd; uit het strafonderzoek blijkt dat (eiseres) op zaterdagnamiddag 26.07.1986 de aankomst van de trailer per telex aan (eerste verweerder) meldde en dat zij, zonder er zich van te vergewissen of (eerste verweerder) van het bericht kennis had genomen en schikkingen had getroffen voor de ophaling, de trailer met lading onbewaakt gedurende het ganse weekeinde op een verlaten parkeerplaats langsheen de openbare weg had opgesteld", het arrest bepaalt dat "bij toepassing van artikel 29 van het CMR-Verdrag, (eiseres) zich niet kan beroepen op de beperkende schaderegeling in het verdrag voorzien en tot vergoeding van de gehele schade is gehouden", vermits "door aldus te handelen (eiseres) een bewuste fout heeft begaan die een ernstige verzwaring van het risico meebracht en waarvan zij wist of normaal moest weten dat ze waarschijnlijk tot schade aanleiding zou geven; dat een dergelijke fout naar Belgisch recht met opzet is gelijk te stellen en dat zonder deze fout de diefstal en de daaruit voortvloeiende schade zich niet zouden hebben voorgedaan",
terwijl (l) artikel 29 van het CMR-Verdrag van 19 mei 1956 bepaalt : "1. de vervoerder het recht niet heeft om zich te beroepen op de bepalingen van dit hoofdstuk, die zijn aansprakelijkheid uitsluiten of beperken of die de bewijslast omkeren, indien de schade voortspruit uit zijn opzet of uit schuld zijnerzijds, welke volgens de wet van het gerecht, waar de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt. (...)"; de voorwaarde om tot de onbeperkte aansprakelijkheid van de vervoerder te kunnen besluiten bij toepassing van artikel 29 van het CMR-Verdrag, bijgevolg bestaat in de vaststelling, in zijn hoofde, van opzet of, in de landen waarin het begrip "opzet" niet bestaat, van een "schuld, welke volgens het toepasselijk recht met opzet gelijkgesteld wordt"; het Belgisch recht (artikelen 1116 en 1150 van het Burgerlijk Wetboek) de gelijkschakeling van een zware fout of zelfs van een bewuste fout met opzet niet kent; de opheffing van de aansprakelijkheidsbeperking van de vervoerder op grond van artikel 29 van het CMR-verdrag, althans naar Belgisch recht, derhalve enkel kan bevolen worden in geval van opzet in zijn hoofde of in hoofde van zijn aangestelden indien dezen handelen in de uitoefening van hun werkzaamheden; (2) door te stellen dat een bewuste fout naar Belgisch recht met opzet is gelijk te stellen, het arrest de artikelen 1116 en 1150 van het Burgerlijk Wetboek schendt; het arrest bovendien artikel 29 van het CMR-Verdrag schendt door eiseres tot vergoeding van de gehele schade te veroordelen zonder vast te stellen dat de handelingen of nalatigheden van eiseres (of haar aangestelden) met opzet, zijnde een daad of een verzuim begaan met het oogmerk te schaden, werden gesteld :
Over de door de S.P.A. Intertransport opgeworpen grond van niet-ontvankelijkheid van het middel : het middel vertoont geen belang doordat de door het hof van beroep te dezen in aanmerking genomen fout beantwoordt aan het wettelijk begrip "opzet" van artikel 29 van het CMR-Verdrag en voorts doordat de schending van het begrip "opzet" in het Belgisch recht niet tot cassatie kan leiden :
Overwegende dat het onderzoek van de grond van niet-ontvankelijkheid van het middel onafscheidbaar verbonden is met het onderzoek van het middel;
Dat de grond van niet-ontvankelijkheid moet worden verworpen;
Over het middel zelf :
Overwegende dat artikel 29.1 van het CMR-verdrag luidt : "de vervoerder heeft niet het recht om zich te beroepen op de bepalingen van dit hoofdstuk, die zijn aansprakelijkheid uitsluiten of beperken of die de bewijslast omkeren, indien de schade voortspruit uit zijn opzet of uit schuld zijnerzijds, welke volgens de wet van het gerecht, waar de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt";
Overwegende dat, nu het Belgisch recht het rechtsbegrip opzet kent, die verdragsregel uitsluit dat de rechter zou onderzoeken of een niet opzettelijke fout aan de vervoerder het recht ontneemt zich te beroepen op een beperking van zijn aansprakelijkheid;
Overwegende dat de omstandigheid dat een vervoerder wetens en willens een fout begaat en behoort te weten dat zijn fout waarschijnlijk schade zal veroorzaken niet impliceert dat hij met opzet handelt in de zin van artikel 29 van het verdrag;
Overwegende dat de appelrechters oordelen dat eiseres "door aldus te handelen een bewuste fout heeft begaan die een ernstige verzwaring van het risico meebracht en waarvan zij wist of normaal moest weten dat ze waarschijnlijk tot schade aanleiding zou geven; dat een dergelijke fout naar Belgisch recht met opzet is gelijk te stellen";
Dat zij op die gronden niet vermochten te beslissen dat eiseres zich niet op de beperking van aansprakelijkheid mocht beroepen;
Dat het middel gegrond is;
OM DIE REDENEN,
Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het uitspraak doet over de door eiseres verschuldigde bedragen en over de kosten;
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest;
Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over;
Verwijst de aldus beperkte zaak naar het Hof van Beroep te Antwerpen.
Gelet op het bestreden arrest, op 29 juni 1993 door het Hof van Beroep te Brussel gewezen;
Over het tweede middel, gesteld als volgt : schending van de artikelen 1116, 1150 van het Burgerlijk Wetboek, en 29 van het Verdrag betreffende de Overeenkomst tot Internationaal Vervoer van Goederen over de Weg (CMR), ondertekend te Genève, op 19 mei 1956, goedgekeurd bij Belgische wet van 4 september 1962,
doordat, na te hebben gesteld dat "het vervoer waarvoor (eiseres) als commissionair-vervoerder is tussengekomen, beantwoordt aan de objectieve criteria voorzien in artikels 1 en 2 van het CMR-Verdrag en dat de bepalingen van dit verdrag derhalve in casu van dwingend recht van toepassing zijn, ongeacht de andersluidende bepalingen die tussen partijen in de raamovereenkomst van 02.04.1982 werden bedongen; overeenkomstig artikel 17.1 CMR, (eiseres) was gehouden tot een resultaatsverbintenis en dat het vaststaat dat, toen (eerste verweerder) zich op 29.07.1986 aanbood, de trailer met de lading was gestolen en niet kon worden afgeleverd; uit het strafonderzoek blijkt dat (eiseres) op zaterdagnamiddag 26.07.1986 de aankomst van de trailer per telex aan (eerste verweerder) meldde en dat zij, zonder er zich van te vergewissen of (eerste verweerder) van het bericht kennis had genomen en schikkingen had getroffen voor de ophaling, de trailer met lading onbewaakt gedurende het ganse weekeinde op een verlaten parkeerplaats langsheen de openbare weg had opgesteld", het arrest bepaalt dat "bij toepassing van artikel 29 van het CMR-Verdrag, (eiseres) zich niet kan beroepen op de beperkende schaderegeling in het verdrag voorzien en tot vergoeding van de gehele schade is gehouden", vermits "door aldus te handelen (eiseres) een bewuste fout heeft begaan die een ernstige verzwaring van het risico meebracht en waarvan zij wist of normaal moest weten dat ze waarschijnlijk tot schade aanleiding zou geven; dat een dergelijke fout naar Belgisch recht met opzet is gelijk te stellen en dat zonder deze fout de diefstal en de daaruit voortvloeiende schade zich niet zouden hebben voorgedaan",
terwijl (l) artikel 29 van het CMR-Verdrag van 19 mei 1956 bepaalt : "1. de vervoerder het recht niet heeft om zich te beroepen op de bepalingen van dit hoofdstuk, die zijn aansprakelijkheid uitsluiten of beperken of die de bewijslast omkeren, indien de schade voortspruit uit zijn opzet of uit schuld zijnerzijds, welke volgens de wet van het gerecht, waar de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt. (...)"; de voorwaarde om tot de onbeperkte aansprakelijkheid van de vervoerder te kunnen besluiten bij toepassing van artikel 29 van het CMR-Verdrag, bijgevolg bestaat in de vaststelling, in zijn hoofde, van opzet of, in de landen waarin het begrip "opzet" niet bestaat, van een "schuld, welke volgens het toepasselijk recht met opzet gelijkgesteld wordt"; het Belgisch recht (artikelen 1116 en 1150 van het Burgerlijk Wetboek) de gelijkschakeling van een zware fout of zelfs van een bewuste fout met opzet niet kent; de opheffing van de aansprakelijkheidsbeperking van de vervoerder op grond van artikel 29 van het CMR-verdrag, althans naar Belgisch recht, derhalve enkel kan bevolen worden in geval van opzet in zijn hoofde of in hoofde van zijn aangestelden indien dezen handelen in de uitoefening van hun werkzaamheden; (2) door te stellen dat een bewuste fout naar Belgisch recht met opzet is gelijk te stellen, het arrest de artikelen 1116 en 1150 van het Burgerlijk Wetboek schendt; het arrest bovendien artikel 29 van het CMR-Verdrag schendt door eiseres tot vergoeding van de gehele schade te veroordelen zonder vast te stellen dat de handelingen of nalatigheden van eiseres (of haar aangestelden) met opzet, zijnde een daad of een verzuim begaan met het oogmerk te schaden, werden gesteld :
Over de door de S.P.A. Intertransport opgeworpen grond van niet-ontvankelijkheid van het middel : het middel vertoont geen belang doordat de door het hof van beroep te dezen in aanmerking genomen fout beantwoordt aan het wettelijk begrip "opzet" van artikel 29 van het CMR-Verdrag en voorts doordat de schending van het begrip "opzet" in het Belgisch recht niet tot cassatie kan leiden :
Overwegende dat het onderzoek van de grond van niet-ontvankelijkheid van het middel onafscheidbaar verbonden is met het onderzoek van het middel;
Dat de grond van niet-ontvankelijkheid moet worden verworpen;
Over het middel zelf :
Overwegende dat artikel 29.1 van het CMR-verdrag luidt : "de vervoerder heeft niet het recht om zich te beroepen op de bepalingen van dit hoofdstuk, die zijn aansprakelijkheid uitsluiten of beperken of die de bewijslast omkeren, indien de schade voortspruit uit zijn opzet of uit schuld zijnerzijds, welke volgens de wet van het gerecht, waar de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt";
Overwegende dat, nu het Belgisch recht het rechtsbegrip opzet kent, die verdragsregel uitsluit dat de rechter zou onderzoeken of een niet opzettelijke fout aan de vervoerder het recht ontneemt zich te beroepen op een beperking van zijn aansprakelijkheid;
Overwegende dat de omstandigheid dat een vervoerder wetens en willens een fout begaat en behoort te weten dat zijn fout waarschijnlijk schade zal veroorzaken niet impliceert dat hij met opzet handelt in de zin van artikel 29 van het verdrag;
Overwegende dat de appelrechters oordelen dat eiseres "door aldus te handelen een bewuste fout heeft begaan die een ernstige verzwaring van het risico meebracht en waarvan zij wist of normaal moest weten dat ze waarschijnlijk tot schade aanleiding zou geven; dat een dergelijke fout naar Belgisch recht met opzet is gelijk te stellen";
Dat zij op die gronden niet vermochten te beslissen dat eiseres zich niet op de beperking van aansprakelijkheid mocht beroepen;
Dat het middel gegrond is;
OM DIE REDENEN,
Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het uitspraak doet over de door eiseres verschuldigde bedragen en over de kosten;
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest;
Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over;
Verwijst de aldus beperkte zaak naar het Hof van Beroep te Antwerpen.